ICT en Leerplanontwikkeling

Rondom ICT en leerplanontwikkeling is een drietal thema's te onderscheiden: (1) ICT als doel: wat is de invloed van ICT op het beoogde leerplan in termen van doelen en inhouden, (2) ICT als drager van het curriculum, hoe kan het curriculum digitaal worden vormgegeven, (3) ICT als proces voor ondersteuning van leerplanontwikkeling, hoe kan ICT manieren van werken ondersteunen in het proces van leerplanontwikkeling. (Voogt, Zocca, Fisser, & Strijker, 2006; Van Graft, de Boer, & de Vries, 2009). Langs deze thema's is gekeken welke trends aan de orde zijn en wat de impact is voor leerplanontwikkeling en de onderwijspraktijk.

De wijze waarop inhouden, vaardigheden en doelen binnen het onderwijs worden aangeboden kunnen op verschillende manieren door technologie ondersteund worden. Bij leerplanontwikkeling spelen digitale leermiddelen, educatieve apps, digiborden, videocollecties, tablets, digitale leeromgevingen, schooladministratiesystemen, leerlingvolgsystemen in de praktijk een grote rol. Hierbij zijn er grote kansen om het lesmateriaal aantrekkelijker vorm te geven, interactiever te maken en leerlingen en docenten beter te ondersteunen in het bijhouden van de voortgang van leerlingen. Met behulp van digitale diagnostische toetsen kunnen leermiddelen beter afgestemd worden op de leerling omdat op basis van resultaten passende arrangementen gemaakt kunnen worden voor klassen, groepjes of individuele leerlingen. De hoeveelheid open leermiddelen neemt jaarlijks steeds sneller toe. Initiatieven in Nederland zoals VO-Content, Digischool en NTR dragen hier aan bij waarbij de kerndoelen, leerlijnen en kernprogramma's van SLO als basis dienen. Internationaal groeit de collectie open leermiddelen explosief, maar is de aansluiting op basisonderwijs en voortgezet onderwijs vaak moeilijk omdat deze leermiddelen niet in de Nederlandse taal beschikbaar zijn, maar ook door onvoldoende aansluiten op de Nederlandse context zoals examens.

De basis voor de trendanalyse gericht op het thema ICT en leerplanontwikkeling is een aantal publicaties die op het gebied van ICT en onderwijs richtinggevend zijn. Het gaat om:

Horizon rapport van New Media Consortium (NMC, 2013), een internationale gemeenschap van experts in onderwijstechnologie. NMC publiceert jaarlijks trendrapporten gericht op K12, hoger onderwijs en specifieke toepassingen zoals binnen musea en STEM (science, technology, engineering en mathematics).
Vier in balans monitor van Kennisnet (2012), een jaarlijks onderzoek naar de stand van zaken van ICT en onderwijs. De monitor bestaat uit vier delen: onderwijs en ICT, rendement en balans, stand van zaken en opbrengsten.
Leermiddelenmonitor van SLO (2012), een jaarlijks onderzoek naar het gebruik van leermiddelen in basis –en voortgezet onderwijs.
Trendrapport van de wetenschappelijk technische raad (WTR, 2012) van SURF. SURF is een samenwerkingsverband voor hoger onderwijs en richt zich op onderzoek van ICT in onderwijs.

Op basis van deze onderzoeken is gezicht naar voor het Nederlandse onderwijs relevante trends op het gebied van ICT en leerplanontwikkeling. Dit heeft geleid tot de volgende trends:

1. Digitale geletterdheid en 21e eeuwse vaardigheden

2. Cloud Computing, linked data en big data

3. Learning analytics

4. Mobiel leren

5. Open leermiddelen

6. Zelfcreatie


In de volgende paragrafen worden de trends geschetst vanuit deze onderzoeksrapporten.
Digitale geletterdheid en 21e eeuwse vaardigheden

Onder digitale geletterdheid wordt verstaan een combinatie van basisvaardigheden ICT, computational thinking, informatievaardigheden en mediawijsheid (Thijs & Fisser, 2013). In het KNAW rapport Digitale geletterdheid in het voortgezet onderwijs (KNAW, 2012) wordt geponeerd dat de digitale geletterdheid van leerlingen sterk verbeterd moet worden. Het ministerie van OCW (2013) onderschrijft de noodzaak voor aandacht voor dit onderwerp in het funderend onderwijs gezien de steeds meer ‘medialiserend’ en digitaliserende wereld waarin wij leven. De vraag is echter wat er precies wordt bedoeld met digitale geletterdheid, welke aspecten daarvan wenselijk worden gevonden voor het onderwijs, en welke plaats dat zou moeten hebben het curriculum. Ook is meer zicht nodig op het uitgevoerde curriculum: in hoeverre zijn scholen nu al bezig met digitale geletterdheid?

De huidige technologische ontwikkelingen zorgen voor omvangrijke economische en sociale veranderingen in onze maatschappij die niet alleen het werk maar de gehele leefomgeving van mensen beïnvloeden. De vraag is welke kennis en vaardigheden jongeren minimaal moeten beheersen om te kunnen functioneren in de maatschappij en als basis voor verdere ontwikkeling in de toekomst. Of met andere woorden: wat moet de school van de 21e eeuw jongeren leren? In verschillende internationale onderzoeksprojecten is gezocht naar een antwoord op deze vraag. Al deze studies wijzen op het toenemende belang van conceptuele en meta-cognitieve kennis en vaardigheden op het gebied van communicatie, samenwerking, en sociaal-cultureel bewustzijn en ICT-vaardigheden (zie Voogt & Pareja Roblin, 2010). Het is de vraag of veel van deze vaardigheden echt nieuw zijn. Wel lijken ze aan belang gewonnen te hebben gezien de toenemende complexiteit van de samenleving en groeit daarmee de noodzaak voor alle leerlingen om ze te verwerven.

Zo stelt de Onderwijsraad (2011) dat de behoefte aan dergelijke vaardigheden niet meer is beperkt tot hogere functies. Jongeren, ook lager opgeleid, die dergelijke vaardigheden niet beheersen, zullen problemen op de arbeidsmarkt ondervinden (cf. Wagner, 2008). Het is daarom volgens de raad van belang in alle onderwijstypen hier aandacht aan te besteden. Deze mening wordt breed gedeeld (Europese Unie, 2006; Dede, 2010). Over het belang van aandacht voor deze vaardigheden in het onderwijs bestaat weinig discussie.
Cloud Computing, linked data en big data

Bij cloud computing worden gegevens niet meer altijd lokaal op harde schijf of geheugenkaart opgeslagen, maar worden bestanden en gegevens opgeslagen en bewerkt in datacenters die via Internet toegankelijk zijn. Informatie is daarmee op elk moment, op elke plaats en in elke gewenste vorm toegankelijk. Gegevens kunnen vervolgens getoond worden op bijvoorbeeld computer, tablets, diplays, telefoon, digibord en televisie. Het gebruiksgemak van cloud toepassingen is groot; gegevens zijn snel toegankelijk, snel te delen met betrokkenen, en bieden in het onderwijs mogelijkheden voor kennisontwikkeling en samenwerking.

Verschillende sociale media zoals Facebook, Twitter en Youtube zijn gebaseerd op cloud technologie. De sociale media zijn daarmee kanalen die bewust en onbewust de maatschappij in beweging zetten door op grote schaal in korte tijd informatie te verspreiden. Voorbeelden hiervan zijn Project X Haren (Mediawijzer, 2012), ontruimingen van scholen (AD, 2013; RTV Oost, 2013; CCV, 2012) maar ook oproepen van RIVM om in te laten enten tegen baarmoederhalskanker zijn door sociale media genegeerd (Trouw, 2009).

Door centraal gegevens op te slaan zijn deze beter te koppelen en is het daardoor ook makkelijker om analyses uit te voeren op basis van grotere (gekoppelde) databestanden. Het koppelen van online databestanden wordt linked data genoemd. Door verschillende databestanden te koppelen ontstaan grote datasets Deze Big data kunnen gebruikt worden voor onderzoek en kunnen door de schaalgrootte en hoeveelheid van onderliggende relaties nieuwe informatie opleveren. Het begrip datamining is hierbij begrip waarbij gezocht wordt naar eerder verborgen gegevens. Voor het onderwijs kan de combinatie van cloud, linked data en big data gebruikt worden om uitgevers, bestuurders, docenten en leerlingen beter te ondersteunen in keuzes. De resultaten van bijvoorbeeld digitale toetsen geven uitgevers inzicht in wat effectief lesmateriaal is en wat niet. De resultaten kunnen ook gebruikt worden om leerlingvolgsystemen en schooladministratiesystemen te vullen, en voorspellingen te maken over toekomstige scores. Hierbij spelen privacyvraagstukken een rol met vragen zoals: wie is eigenaar van digitale toetsgegevens? De leerling die ze maakt, de docent die op basis van de gegevens onderwijs wil verbeteren, de uitgever die leermiddelen wil reviseren, DUO die vast wil leggen of de leerling voldoet aan de uitstroomeisen, of de ouders van de leerling? Wat betreft de inhouden en doelen van het onderwijs gaat het hier om het besef van gegevensuitwisseling, privacy en de rol van data wat betreft beleidsbeslissingen, keuzeprocessen en verantwoording

Andere cloudgebaseerde diensten zijn bijvoorbeeld Spotify, iTunes en Netflix. Deze commerciële diensten leveren on-demand muziek en video. Hierbij wordt gebruik gemaakt van grote collecties waarbij gebruikers de mogelijkheid krijgen om zelf arrangementen in de vorm van afspeellijsten samen te stellen die gedeeld, hergebruikt en aangepast kunnen worden. Deze arrangementen zijn onafhankelijk van tijd, locatie en apparaat af te spelen. Voor onderwijs geldt dat het samenstellen van arrangementen op basis van inhouden en doelen een uitgangspunt moet zijn om aan te sluiten op het leerplan. De kernprogramma's (SLO, 2014) van SLO zijn hiervoor richtinggevende digitale uitwerkingen van het curriculum die gebruikt kunnen worden om arrangementen van digitaal lesmateriaal vorm te geven.



De hoeveelheid gegevens (van Deursen & Van Dijk, 2012; WTR, 2012)) waarmee gebruikers geconfronteerd worden, is door cloudcomputing en sociale media snel toegenomen. De hoeveelheid beschikbare informatie wordt steeds groter en het onderscheid maken tussen wel of niet relevante en betrouwbare gegevens wordt steeds moeilijker. De vraag wordt dan ook steeds vaker op welke informatie je kunt vertrouwen en hoe informatie geïnterpreteerd moet worden. De vaardigheid om informatie op waarde te schatten en een kritische houding ten opzichte van informatie wordt steeds belangrijker. 21st Century Skills waaronder Mediawijsheid, digitale geletterdheid en informatievaardigheden zijn daarbij begrippen die in relatie met ICT in het curriculum een plaats moeten krijgen (ATC21S, 2013; IEA, 2013; Europese Commissie, 2012; KNAW, 2012; KNAW, 2013; OECD, 2012).
 
Learning Analytics en Adaptief leren
Learning analytics richt zich op het vastleggen van gedrag en resultaten van leerlingen om passend onderwijs te kunnen bieden (Duval, 2013). Het gaat hier in eerste plaats om het bijhouden van voortgangsgegevens en van en volgen van groepen en individuele leerlingen. Dit kan bijvoorbeeld door het registreren van toetsgegevens, klikgedrag, videomonitoring of registratie van interactiemomenten. Door gebruik te maken van linked data en cloud computing wordt het steeds beter mogelijk om gegevens te verzamelen. Door de gegevens te analyseren kunnen aanbevelingen worden gedaan om het aanbod van leermiddelen aan te passen. Door het onderwijs af te stemmen op individuele leerlingen kan het aanbod specifieker worden gemaakt in termen van interessante inhouden en doelen afgestemd op het niveau van de leerling. Adaptief leren (Searle, 2013) en adaptieve leersystemen richten zich op het aanbieden van leermiddelen die voor de leerling relevant zijn. Hierbij worden leerlingkenmerken en resultaten van tussentijdse diagnostische toetsen gebruikt om leerarrangementen samen te stellen. Leerlingkenmerken kunnen bestaan uit mediavoorkeur, interessegebieden, niveau en gewenste werkvorm. In de praktijk wordt het begrip leerstijl verschillend ingevuld zoals bij de adaptieve leersystemen Rekentuin (2013) en Pulse-On (2013). Adaptieve leersystemen richten zich nadrukkelijk op opbrengst gericht werken waarbij de leerling als uitgangspunt wordt genomen. In deze adaptieve leersystemen speelt Learning analytics een belangrijke rol voor het samenstellen van leerarrangementen ofwel de aanbeveling en selectie van leermiddelen. Het gebruik van algoritmes op basis van toetsing, diagnostische tests, formatieve evaluatie om de leerarrangementen samen te stellen wordt in de praktijk ter discussie gesteld. In hoeverre kunnen machines de juiste keuzes maken en op basis van welke factoren is dit zinvol. Op conferenties zoals de Learning Analytics and Knwoledge (2013) blijkt dat het domein nog in ontwikkeling is en dat er verder onderzoek nodig is naar eenduidige aanbevelingen die het onderwijs ook daadwerkelijk verder kunnen helpen.



Adaptieve leersystemen vereisen een hoge mate van flexibiliteit in leermiddelen; wil het materiaal adaptief zijn, dan moeten er ook voor de verschillende mediavoorkeuren, inhouden, interessegebieden materialen beschikbaar zijn voor dezelfde leerdoelen. Door het verschil in tempo zal er ook meer verrijkingsstof en herhalingsstof beschikbaar moeten zijn. Ook zal materiaal wat betreft samenhang in voorkennis en benodigde vaardigheden op elkaar moeten zijn afgestemd. Een duidelijk kader wat betreft doelen en inhouden is de vorm van kernprogramma’s is daarbij essentieel. Kernprogramma’s kunnen helpen leermiddelen te hergebruiken, maar ook om aan te geven welke inhouden, vaardigheden en doelen door leermiddelen afgedekt zijn, maar ook welke voorwaardelijk zijn voor doorlopende leerlijnen. Door ICT als drager van het curriculum aan te bieden via kernprogramma's is een eerste stap gezet om inhouden en doelen in adaptieve leersystemen te gebruiken. Onderzoek is nodig om verder te inventariseren in welke mate inhouden en doelen verder gespecificeerd moeten worden om als onderlegger voor het leerplanontwikkeling relevant, bruikbaar en efficient te zijn.
Mobiel leren

Mobiel leren maakt het mogelijk om te flexibiliseren in plaats, tijd en leeractiviteiten door gebruik te maken van mobiele apparaten zoals telefoons en tablets. Tablets worden steeds goedkoper en mobiele apparaten zijn steeds serieuzere vervangers van boeken. Digitaal lesmateriaal is centraal te beheren, opnieuw te gebruiken en uit te breiden. Met mobiele apparaten zoals telefoons kan digitaal lesmateriaal worden aangeboden in een uitdagende interactieve vorm. Hierbij kan ook voor gamification worden gekozen zoals in Taaltreffers (2012), een spel voor groep 7,8 gericht op woordenschat. Veel mobiele apparaten hebben touch screens GPS, bewegingssensoren en camera's die gebruikt kunnen worden. Mobiele apparaten zijn vaak persoonlijk en verbonden met het Internet, dit houdt in dat er bewust en onbewust persoonlijke informatie kan worden verzameld. Deze informatie kan gebruikt worden om beter aan te sluiten bij de wensen van de gebruiker. Hierbij kan het gaan om eenvoudige locatiegegevens, maar ook bijvoorbeeld snelheid en wijze van interactie, lettergrootte, kleurenschema's voorkeuren voor lesonderwerpen en voortgang. Het aanbod van apps voor mobiele apparaten groeit snel. Hierbij is het aanbod veelal gericht op amusement en productiviteit. Veel toepassingen zijn niet expliciet voor het onderwijs gemaakt maar lenen zich hier wel voor. Uitgevers spelen in op de vraag naar digitaal leermateriaal door bestaande methodes via Apps aan te bieden of door mobiel vriendelijke websites te ontwikkelen. Een voorbeeld hiervan is bijvoorbeeld Schooltas (2013) waarmee aan lesmethodes digitale leermiddelen kunnen worden toegevoegd. Het ontwikkelen van digitaal interactief onderwijsmateriaal is kostbaar omdat de verwachtingen van de gebruikers hoog zijn en toepassingen vaak specifiek moeten zijn. Veel vaardigheden en inhouden zijn zo verschillend van vorm en niveau dat ontwikkelkosten en productie niet opwegen tegen het verwachte gebruik. Veel educatief materiaal zal daarom de komende jaren nog bestaan uit digitale boeken die steeds verder aangevuld zullen worden met diagnostische toetsen en videomateriaal.
Open leermiddelen

Open leermiddelen, ook wel Open Educational Resources (OER) genoemd, zijn leermiddelen die gratis en vrij aanpasbaar zijn (Jacobi, R. & van der Woerd, N., 2012). Door verschillende initiatieven (NTR, MathUnited, Kahn, Youtube, Wikiwijs, Leraar24) is het aanbod van open leermiddelen toegenomen. VO-Content (2013) is met het ontwikkelen van "Stercollecties" voor het voortgezet onderwijs een initiatief dat op brede schaal multimediaal en leerlinggericht open leermiddelen ontwikkeld. Leraar 24 (Kennisnet, 2013) richt zich door middel van een uitgebreide collectie van videomateriaal op de professionalisering van docenten. In veel gevallen is materiaal onder een Creative Commons (2013) licentie gemaakt. Creative Commons licenties kunnen gebruikt worden om aan te geven dat materialen gekopieerd mogen worden, maar dat er ook beperkingen kunnen gelden. Bewerken is dan volgens de licentie toegestaan maar het aanpassen alleen voorbehouden aan specialisten. Hierbij is videomateriaal een voorbeeld waarbij aanpassingen niet direct mogelijk zijn maar waar een grote toename plaatsvindt in bruikbaar lesmateriaal. Video als leermiddel is door de toename van bandbreedte en processoren, standaardisatie in videoformaten steeds breder toegankelijk. Het maken van video wordt steeds goedkoper en er komt steeds meer hoog kwalitatief materiaal beschikbaar. SchoolTV, Teleblik en Eigenwijzer (NTR, 2013) bieden een grote selectie video's die op elk moment van de dag op een digibord getoond kunnen worden. Daarmee kunnen onderwerpen van levensbeschouwing tot natuurkunde inzichtelijk worden gemaakt binnen de klas. Hierbij sluit Schooltv uitdrukkelijk aan bij de doelen en inhouden die bij het basis en voorgezet onderwijs horen. Daarnaast biedt een kanaal zoals You Tube een grote variëteit aan videomateriaal, alhoewel er heel veel materiaal beschikbaar is, is de bruikbaarheid problematisch omdat video's in de meeste gevallen niet voor onderwijs geschikt is. Het zoeken en vinden van geschikt materiaal is daarmee voor het onderwijs een probleem.

Bij een nieuw onderwijsconcept zoals Flipping the classroom speelt video een belangrijke rol waarbij klassikaal frontaal onderwijs (deels) wordt vervangen door video of andere vormen van digitaal lesmateriaal. Tijdens de lessen op school is er dan meer tijd beschikbaar voor het beantwoorden van vragen, individuele aandacht, verdieping en activerende didactiek. Flipping the Classroom kan bijdragen aan gedifferentieerd onderwijs en maakt het voor leerlingen mogelijk om instructie te krijgen op hun eigen tempo.

Bekend is dat een klein aantal docenten zich tamelijk intensief bezig houdt met dit concept. Het gaat met name om Jelmer Evers (http://www.youtube.com/user/jelmerevers) en Joost van Oort (http://www.youtube.com/user/JORTgeschiedenis). Hoewel door hen gemaakte filmpjes in eerste instantie bedoeld zijn voor hun eigen leerlingen worden zij ook veel bekeken door andere leerlingen. Dit wil echter niet zeggen dat ook hun docenten hun onderwijskundig concept hebben aangepast. Wat betreft leerplanontwikkeling is het van belang dat leermiddelen gekoppeld kunnen worden aan het leerplan. Door gebruik te maken van een gemeenschappelijk onderwijsbegrippenkader van in inhouden en doelen kan het open domein ontsloten worden. Door middel van het ontwikkelen van kernprogramma's werkt SLO aan een onderwijsbegrippenkader dat gebruikt kan worden om open leermiddelen systematisch te ontsluiten.
Zelfcreatie

Zelfcreatie heeft betrekking op ontwikkelingen zoals 3D printing en Fablabs. Het gaat over technologieën waarmee het doormiddel van ICT steeds eenvoudiger wordt om concreet vorm te geven aan ideeën. Productieprocessen worden steeds korter, de consument kan steeds meer zelf, en moet ook steeds meer kunnen. Denk hierbij aan het zelf maken en af laten drukken van foto's, printing on demand voor boeken en displays maar ook aan 3D printers en beschikbaarheid van programma's om te ontwerpen. Productieprocessen worden zo flexibel ingericht dat er ingespeeld kan worden op een enorme diversiteit van ontwerpwensen.3D printing is een ontwikkeling waarbij schetsen en ideeën direct omgezet kunnen worden in tastbare objecten. 3D Printers zijn apparaten die met behulp van vulstoffen objecten kunnen maken. Hierbij wordt kunststof verwarmd en laag voor laag volgens ontwerp opgespoten. Het plannen, ontwerpen, en construeren van driedimensionale objecten biedt perspectieven voor verschillende wetenschap en technologievakken maar ook voor kunst en cultuur waarbij constructies gemaakt kunnen worden en waar meteen gekeken kan worden of onderzochte oplossingen ook daadwerkelijk te realiseren zijn. De aanschaf van 3D Printers voor experimenteel zijn afgelopen jaren erg gedaald en in veel gevallen is aanschaf niet nodig door de beschikbaarheid van zogenaamde Fablabs. Fablab is een afkorting van Fabrication Laboratory en zijn op verschillende plaatsen in Nederland aanwezig. Fablabs zijn bij uitstek ingericht om op kleine schaal in een experimentele setting producten te ontwikkelen. De Fablabs zijn onderling verbonden en hebben ook als gemeenschappelijke doelstelling om onderwijsgerelateerde programma’s te ontwikkelen. Fablabs bieden in veel gevallen ook om op afstand te werken door ontwerpen digitaal op te sturen en deze als producten terug te krijgen.

Door de nieuwe productiemogelijkheden zijn veel werkzaamheden niet meer aan de orde. Productiewerk in fabrieken is vervangen door creatieve processen om tot producten te komen. De vaardigheden zoals creativiteit, ontwerpen en onderzoeken zijn meer dan ooit belang. De verkenningscommissie Wetenschap en Technologie primair onderwijs (2013) adviseert om resultaten van de lessen in wetenschap en technologie te meten en te beoordelen. Daarnaast adviseert de verkenningscommisse om Wetenschap & Technologie in het basisonderwijs niet te positioneren als op zich zelf staand vak of als onderdeel van het leergebied Oriëntatie op jezelf en de wereld, maar als een basisvaardigheid, naast taal en rekenen.

Door het gebruik van ICT-toepassingen gaat het in de toekomst misschien niet zozeer om iets te kunnen maken, maar meer over de informatie en communicatie hoe we iets kunnen laten maken.
Referenties

AD (2013) Politie gaat uit van valse bommelding Leiden. Internet 2013-04-26 http://www.ad.nl/ad/nl/1012/Nederland/article/detail/3432402/2013/04/26/Politie-gaat-uit-van-valse-bommelding-Leiden.dhtml

ASCD (2014) Flipped classroom webinar series. http://www.ascd.org/professional-development/webinars/flipped-classroom-webinars.aspx

ATC21S (2013) Assessment and Teaching of 21st-Century Skills. http://atc21s.org/

Becker, S. & Lucas, N. (2009) ’RIVM stond er te vaak alleen voor’. Trouw 28-12-2009. Internet 2013-06-21 http://www.trouw.nl/tr/nl/4324/Nieuws/article/detail/1177074/2009/12/28/rsquo-RIVM-stond-er-te-vaak-alleen-voor-rsquo.dhtml

Blink Educatie (2013) Digitale lesmethodes. Internet 2013-09-20, http://www.blinkeducatie.nl/

Brekelmans, J.L.J.M., Heuts, L., Dekker, B. (2011) Evaluatie wet gratis schoolboeken. http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/rapporten/2011/11/10/evaluatie-2011-wet-gratis-schoolboeken.html

CCV (2013) Ontwikkelingen in maatschappelijke veiligheid - Trendsignalement 2013. Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid. Utrecht.

CPS (2012) Onderwijsverslag van de Inspectie in 10 punten

Damen, L. H., Cordang, M. (2007). Het leren van zml: op de hurken in de klas. SLO: Enschede

Dede, C. (2010). Comparing frameworks for 21st century skills. In J. Bellanca, & R. Brandt (eds.), 21st century skills. Bloomington, IN: Solution Tree Press, pp. 51-76.

Edumic (2012) 5 Critical Mistakes Schools Make With iPads (And How To Correct Them)

Europese Unie (2006). Recommendation of the European Parliament and of the Council of 18 December 2006 on key competences for lifelong learning. Official Journal of the European Union, L394/10. Luxembourg: Publications Office of the European Union.



Europese commissie (2012) Een agenda voor nieuwe vaardigheden en banen: Een Europese bijdrage aan volledige werkgelegenheid

FC Twente (2012) Taaltreffers. Internet 2013-09-20 http://www.taaltreffers.nl/

IEA (2013) International Computer and Information Literacy Study 2013

Jacobi, R., van der Woerd, N. (2012) Trendrapport open educational resources. SURF: Utrecht.

JOB (2012) JOB-monitor 2012. Studenttevredenheid in het mbo.

Johnson, L., Adams Becker, S., Cummins, M., Estrada V., Freeman, A., and Ludgate, H. (2013). NMC Horizon Report: 2013 K-12 Edition. Austin, Texas: The New Media Consortium. http://www.nmc.org/pdf/2013-horizon-report-k12.pdf

Johnson, L., Adams Becker, S., Cummins, M., Estrada, V., Freeman, A., and Ludgate, H. (2013). NMC Horizon Report: 2013 Higher Education Edition. Austin, Texas: The New Media Consortium.

Johnson, L., Adams, S., and Cummins, M. (2012). The NMC Horizon Report: 2012 Higher Education Edition. Austin, Texas: The New Media Consortium. http://www.nmc.org/pdf/2012-horizon-report-HE.pdf

Johnson, L., Smith, R., Willis, H., Levine, A., and Haywood, K., (2011). The 2011 Horizon Report. Austin, Texas: The New Media Consortium.

Kat-de Jong, M. & Graauw, C de. (2012) Onderzoek naar attitudeverandering na bezoek aan Friek’s Techniektruck onder vmbo’ers van West-Brabantse scholen

Kennisnet (2012) Inventarisatie ICT toepassingen taal en rekenen MBO. Kennisnet, Zoetermeer

Kennisnet (2012) Mediawijsheid als vak

Kennisnet (2012) Mind the map. Mindmaps inzetten voor vraaggestuurd leren.. Kennisnet, Zoetermeer

Kennisnet (2012) Sociale media in de les. Zoetermeer

Kennisnet (2012) Vier in balans monitor. Kennisnet, Zoetermeer

Kennisnet (2013) Weten wat werkt en waarom. Kennisnet, Zoetermeer.

KNAW (2012) Digitale geletterdheid in het voortgezet onderwijs

KNAW (2013) KNAW pleit voor krachtige vernieuwing informatica-onderwijs havo/vwo

Kolb, D.A. (1984) Experiential Learning: Experience as the Source of Learning and Development. Prentice-Hall, Inc., Englewood Cliffs, N.J.

LAK (2013) Third conferencen on Learning Analytics and Knowledge. Leuven, Belgie. http://lakconference2013.wordpress.com/

Leraar24 (2014) Video's en dossiers voor de onderwijspraktijk. http://www.leraar24.nl/

Leermiddelen

Mediawijzer (2012) Project X Haren benadrukt belang mediawijsheid. Internet http://www.mediawijzer.net/professionals/nieuws/project-x-haren-benadrukt-belang-media-educatie

Microsoft (2012) Partners in Learning School Research [PILSR]

Mijland, E. (2013) Leerbericht 2013

NTR (2014) Speciaal voor iedereen. http://www.ntr.nl/page/over-ntr

OCW (2013) Cultuur beweegt. De betekenis van cultuur in een veranderende samenleving. http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/kamerstukken/2013/06/11/cultuur-beweegt-de-betekenis-van-cultuur-in-een-veranderende-samenleving.html

OECD (2012) Connected Minds. Technology and Today's Learners.

OECD (2012) OECD Skills Strategy: Better skills, Better jobs, Better lives, a strategic approach to skills policy.

Oefenweb (2013) Rekentuin. Internet 2013-09-20, http://www.rekentuin.nl/

Pepping, R. (2013) Flipping the classroom. Onderwijs van morgen.

PO-Raad (2012) Brief PO-Raad aan lijsttrekkers verkiezingen 2012.

PO-Raad (2013) Wetenschap en technologie primair onderwijs. Platform Betatechniek.

RTV Oost (2013) School Almelo ontruimt na bommelding. Internet 2013-06-03 http://www.rtvoost.nl/nieuws/default.aspx?nid=164812&cat=1&rubriek=1

RTTI (2013) Het meten en verbeteren van leerprocessen. Internet 2013-09-20, http://rtti.nl/

Searle, M. (2013) What Every School Leader Needs to Know About RTI. Internet 2013-05-12 http://www.ascd.org/publications/books/109097/chapters/What-Is-RTI-and-Why-Should-We-Care%C2%A2.aspx

SLO (2012) Trends in leermiddelen: digitalisering komt op gang - SLO, nationaal expertisecentrum leerplanontwikkeling. SLO, Enschede.

SLO (2014) Leerplan in beeld. http://leerplaninbeeld.slo.nl

ThiemeMeulenhoff (2013) Schooltas. Internet 2013-09-20, http://www.schooltas.net

Thijs, A. (2012) Samenvatting ASCD conferentie.

Thijs, A., Fisser, P.H.G. & van der Hoeven, M. (2013) Digitale geletterdheid en 21e eeuwse vaardigheden in het funderend onderwijs: een conceptueel kader. SLO, Enschede.

Universiteit Twente (2012) Trendrapport internetgebruik 2012. Universiteit Twente, Enschede

Van den Berg, E. & Kirschner, P. (2012) Evidence based doceren in het hoger onderwijs met ICT. In WTR rapport SURF, de bakens verzetten. Surf, Utrecht.

Van Deursen, A.J.A.M. & Van Dijk, J.A.G.M. (2012). Trendrapport internetgebruik 2012. Een Nederlands en Europees perspectief. Enschede: Universiteit Twente.

Voogt, J., & Pareja Roblin, N. (2010). 21st century skills. Discussienota. Enschede: Universiteit Twente.



VO-content (2012) Lancering Stercollecties. Internet 2013-09-20, http://www.vo-content.nl/nieuws/lancering-stercollecties

VO-content (2014) Stercollecties. http://www.vo-content.nl/stercollecties

Wagner, T. (2008). The Global Achievement Gap. Basic Books, New York.

Wetering, M., van (2013) Recht doen aan verschillen met ict als digitale assistent. Internet 2013-09-20,http://innovatie.kennisnet.nl/recht-doen-aan-verschillen-met-ict-als-digitale-assistent/

Wikiwijs (2012) Rapportage jaarlijks onderzoek onder docenten naar gebruik, maken en delen.

WTR (2012) De bakens verzetten. Trendrapport 2012, wetenschappelijk technische raad. Surf, Utrecht

Zwijsen (2013) Leerkrachtassistent: digibordsoftware van Zwijsen. Internet 2013-09-20, http://www.zwijsen.nl/web/Voor-school-123/Digibordsoftware-van-Zwijsen.htm



ISTE standaarden voor studenten voor digitale geletterdheid

Originele bron: https://www.iste.org/standards/for-students

De studenten van tegenwoordig moeten zich aan kunnen passen aan steeds nieuwe technologie. De ISTE-standaarden zijn voor studenten ontwikkeld om ze verantwoordelijke te maken voor hun eigen leren en hoe digitale technologie ze daarbij kan helpen.

De standaarden bestaan uit algemene doelen, uitwerkingen en begrippen. De hoofdonderwerpen zijn:
  1. Gemotiveerde student
    • Studenten maken gebruik van digitale technologie om een actieve rol te spelen bij het kiezen, bereiken en aantonen van competentie in hun leerdoelen, op basis van onderwijs en wetenschap.
  2. Digitale Burger
    • Studenten erkennen de rechten, verantwoordelijkheden en kansen van het leven, leren en werken in een onderling verbonden digitale wereld, en ze handelen en modelleren op een veilige, juridische en ethische manier.
  3. Kennisconstructeur
    • Studenten beheren kritisch een verscheidenheid aan middelen met behulp van digitale tools om kennis te construeren, creatieve producten te ontwerpen en zinvolle leerervaringen te maken voor zichzelf en anderen.
  4. Innovatieve ontwerper
    • Studenten gebruiken verschillende technologieën binnen een ontwerpproces om problemen te identificeren en op te lossen door nieuwe, nuttige of fantasierijke oplossingen te creëren.
  5. Computationele denker
    • Studenten ontwikkelen en gebruiken strategieën voor het begrijpen en oplossen van problemen op een manier die gebruik maken van de kracht van technologische methoden om oplossingen te ontwikkelen en te testen
  6. Creatieve communicator
    • Studenten communiceren duidelijk en uiten zich creatief voor verschillende doeleinden met behulp van de platforms, tools, stijlen, formaten en digitale media die passen bij hun doelen.
  7. Wereldwijde medewerker
    • Studenten gebruiken digitale tools om hun perspectieven te verbreden en hun leerproces te verrijken door samen te werken met anderen en effectief te werken in teams lokaal en wereldwijd.

De uitwerkingen zijn als volgt beschreven:

1.     Gemotiveerde student - Studenten maken gebruik van digitale technologie om een actieve rol te spelen bij het kiezen, bereiken en aantonen van competentie in hun leerdoelen, op basis van onderwijs en wetenschap.
a.     Persoonlijke leerdoelen vaststellen, strategieën ontwikkelen die gebruikmaken van digitale technologie om deze te bereiken en na te denken over het leerproces zelf om leerresultaten te verbeteren.
                                          i.    Articuleren en persoonlijke leerdoelen stellen: leeftijdsgeschikte mogelijkheden voor studenten om een stem te hebben in hun leerdoelen en keuzes te maken over hoe ze te bereiken.
                                         ii.    Leerproces zelf: Herken en evalueer de stappen die zijn genomen om leerdoelen te bereiken Wat werkte? Waarom verliepen de dingen zoals ze deden? Wat kan anders worden benaderd? Wat ga je in de toekomst anders doen?
b.     Studenten bouwen netwerken en passen hun leeromgevingen aan op manieren die het leerproces ondersteunen.
                                          i.    Aanpassen: Kiezen en wijzigingen aanbrengen om te voldoen aan Universal Design for Learning en toegankelijkheid, bijvoorbeeld door gebruik te maken van audio, video, dynamische glossaria, markeren, notities maken, spraakopdrachten, tekst tot spraak, sociale bookmarking, cloudsamenwerkingtools.
                                         ii.    Netwerken opbouwen: Verrijk leren door online verbindingen te leggen met andere leerlingen en experts voor persoonlijke of academische interesses, bijvoorbeeld via sociale media, verbinding maken via e-mail, videoconferencing, digitale penvrienden, enz.
                                        iii.    Leeromgevingen: Lokale, fysieke en online omgevingen, zowel formeel als informeel.
c.     Studenten gebruiken technologie om feedback te vragen die hun praktijk informeert en verbetert en om hun leren op verschillende manieren aan te tonen.
                                          i.    Gebruik technologie om feedback te vragen: zoek digitale of menselijke feedback, bijvoorbeeld via spell-check en grammatica-check tools, online zoeken, leeranalyseprogramma's die meten hoe tijd wordt besteed aan een probleem of specifieke uitdagingsgebieden identificeren, samenwerkingsruimten waarmee anderen feedback kunnen geven, experts bereiken voor input.
                                         ii.    Laat leren op verschillende manieren zien: maak artefacten om te laten zien hoe studenten hun leerdoelen hebben bereikt, bijvoorbeeld digitale posters, blogs, digitale verhalen, assessments, e-portfolio's, projectshowcase, onderzoeksrapport en kunstwerken.
d.     Studenten begrijpen de fundamentele concepten van technologische operaties, tonen de mogelijkheid om te kiezen, gebruiken en problemen op te lossen huidige technologieën en zijn in staat om hun kennis over te dragen om opkomende technologieën te verkennen.
                                          i.    Fundamentele concepten van technologische operaties: Basiskennis van het gebruik van apparaten en softwaretoepassingen.
                                         ii.    Problemen oplossen met problemen: technische problemen oplossen, bijvoorbeeld een apparaat opnieuw starten, software-updates installeren, werk van het ene apparaat naar het andere overbrengen en problemen oplossen zodat audio/video gewoon wordt afgespeeld.
                                        iii.    Overdrachtskennis: Pas voorafgaande technische kennis en ervaringen toe om erachter te komen hoe nieuwe technologieën of toepassingen werken.
                                        iv.    Opkomende technologieën: nieuwe digitale tools en technologieën die potentieel hebben om het leerproces te verbeteren.
2.     Digitale Burger - Studenten erkennen de rechten, verantwoordelijkheden en kansen van het leven, leren en werken in een onderling verbonden digitale wereld, en ze handelen en modelleren op een veilige, juridische en ethische manier.
a.     Studenten cultiveren en beheren hun digitale identiteit en reputatie en zijn zich bewust van de duurzaamheid van hun acties in de digitale wereld.
                                          i.    Digitale identiteit en reputatie: Hoe een individu online wordt vertegenwoordigd in het publieke domein, op basis van activiteiten, connecties of tagging, bijvoorbeeld berichten op sociale media, foto's, openbare online opmerkingen /reviews, bewustzijn en monitoring van hoe anderen u online afbeelden.
                                         ii.    Duurzaamheid van hun acties: Digitale inhoud is eeuwigdurend, zelfs wanneer individuen deze verwijderen of geloven dat privacy-instellingen hen volledig beschermen tegen controle.
b.     Studenten voeren positief, veilig, juridisch en ethisch gedrag bij het gebruik van technologie, waaronder sociale interacties online of bij het gebruik van netwerkapparaten.
                                          i.    Positief gedrag: Interacties die een portret overbrengen van de manier waarop je wilt worden waargenomen en gezonde interacties met technologie zelf, bijvoorbeeld het matigen van de tijd online of gaming, ergonomische problemen en het balanceren van het gebruik van media met dagelijkse fysieke activiteit.
                                         ii.    Veilig gedrag: Interacties die je uit de weg houden, bijvoorbeeld het kennen van de identiteit van met wie je communiceert; hoeveel en welke vriendelijke informatie je online vrijgeeft; jezelf beschermen tegen oplichting, phishing-programma's en slechte aankooppraktijken (diefstal van e-commerce).
                                        iii.    Juridisch gedrag: Interacties die zich bewust zijn van de wet, bijvoorbeeld, het naleven van auteursrecht en fair use, het respecteren van netwerkbeveiligingen door ze niet te hacken en geen andere identiteit te gebruiken.
                                        iv.    Ethisch gedrag: Interacties die aansluiten bij de morele code, bijvoorbeeld het voorkomen of niet betrokken zijn bij cyberpesten, trollen of scamming; het vermijden van plagiaat; het ondersteunen van anderen positieve digitale identiteit.
                                         v.    Online of netwerkapparaten: Bijvoorbeeld computers of tablets met internetverbinding, gamesystemen voor meerdere spelers en mobiele telefoons.
                                        vi.    Netwerken en leeromgevingen opbouwen: kansen voor studenten om hun leerdoelen inspraak te hebben en keuzes te maken over hoe ze te bereiken.
c.     Studenten tonen begrip voor en respect voor de rechten en plichten van het gebruik en het delen van intellectuele eigendom.
                                          i.    Rechten en verplichtingen van het gebruik en delen: Blijven door auteursrecht en fair use, het citeren van middelen, het verkrijgen of het geven van toestemming om te gebruiken (inhoud), het vermijden van plagiaat, begrip en het gebruik van creative commons.
                                         ii.    Inhoud van intellectuele eigendom of ideeën die door een persoon of entiteit zijn gemaakt, bijvoorbeeld muziek, foto's, gesproken tekst, tekst en ontwerpen.
d.     Studenten beheren hun persoonlijke gegevens om digitale privacy en beveiliging te behouden en zijn zich bewust van de technologie voor het verzamelen van gegevens die wordt gebruikt om hun navigatie online te volgen.
                                          i.    Het beheren van persoonsgegevens: Bijvoorbeeld het creëren van effectieve wachtwoorden, het verifiëren van bronnen voordat u persoonlijke informatie verstrekt, het gewetensvol delen van persoonlijke gegevens, het niet zichtbaar plaatsen van adres of telefoonnummers.
                                         ii.    Digitale privacy en beveiliging: activeer bijvoorbeeld privacyinstellingen op sociale media-accounts en zoekmachines, herken sites die versleuteling gebruiken, beveiligings- en wachtwoordgegevens op gedeelde apparaten beveiligen, lezen en gewetensvol zijn over het accepteren van privacybeleid en toegang tot verzoeken van apps en websites.
                                        iii.    Technologie voor het verzamelen van gegevens voor het bijhouden van navigatie: entiteiten die persoonlijke gegevens van personen bijhouden bij het gebruik van netwerkapparaten, bijvoorbeeld websitecookies, zoekalgoritmen, retourresultaten op basis van eerdere zoekopdrachten, website-analyses, GPS op mobiele telefoons, het Internet of Things waar gegevens worden uitgewisseld tussen netwerkapparaten en objecten.
3.     Kennisconstructeur - Studenten beheren kritisch een verscheidenheid aan middelen met behulp van digitale tools om kennis te construeren, creatieve producten te ontwerpen en zinvolle leerervaringen te maken voor zichzelf en anderen.
a.     Studenten plannen en gebruiken effectieve onderzoeksstrategieën om informatie en andere bronnen te vinden voor hun intellectuele of creatieve bezigheden.
                                          i.    Onderzoeksstrategieën: Bijvoorbeeld met behulp van meerdere bronnen (digitaal, online, afdrukken, enz.), met behulp van bibliotheekdatabases en catalogi, met behulp van geavanceerde tools en criteria voor online zoekopdrachten, CRAPP-test, met behulp van online bookmarking tools, met behulp van online notitietools.
                                         ii.    Informatie en andere bronnen: bijvoorbeeld onderzoek of andere gegevens, digitale assets en media zoals foto's, illustraties, video's, audioclips.
                                        iii.    Articuleren en persoonlijke leerdoelen stellen: leeftijdsgeschikte mogelijkheden voor studenten om een stem te hebben in hun leerdoelen en keuzes te maken over hoe ze te bereiken.
                                        iv.    Leerproces zelf: Leeftijd-geschikte mogelijkheden voor studenten om een stem te hebben in hun leerdoelen en keuzes te maken over hoe ze te bereiken.
b.     Studenten evalueren de nauwkeurigheid, het perspectief, de geloofwaardigheid en relevantie van informatie, media, gegevens of andere bronnen.
                                          i.    Nauwkeurigheid: Wanneer is de bron voor het laatst bijgewerkt of auteursrechtelijk beschermd (d.w.z. is het actueel?); informatiebronnen; links naar andere geldige bronnen; feitelijke juistheid; URL-crosscontrole op databases; gebruik van .com, .org, .edu, etc.
                                         ii.    Perspectief: Wie is de bron proberen te bereiken? Wat is de toon en missie? Toont het aanwijzingen van problematische bias?
                                        iii.    Geloofwaardigheid: Wie schreef / publiceerde de bron en wat zijn hun geloofsbrieven? Hoe objectief is de auteur en hoe betrouwbaar is de publicatiebron? Voor aanwijzingen, kijk naar de domeinnaam, aansluiting, missie en visie.
                                        iv.    Relevantie: Voldoet de bron aan uw behoeften? Heeft het de informatie die u zoekt?
                                         v.    Netwerken en leeromgevingen opbouwen: kansen voor studenten om hun leerdoelen inspraak te hebben en keuzes te maken over hoe ze te bereiken.
c.     Studenten beheren collecties van informatie uit digitale bronnen met behulp van verschillende tools en methoden om verzamelingen artefacten te maken die betekenisvolle verbindingen of conclusies aantonen.
                                          i.    Beheren collecties: Resources verzamelen, selecteren en categoriseren in thema's op een manier die coherent en deelbaar is.
                                         ii.    Verschillende tools en methoden om collecties te maken: bijvoorbeeld notities maken, schetsen, citatie- en annotatietools, het aggregeren van apps/platforms.
                                        iii.    Verzamelingen van artefacten: bijvoorbeeld portfolio, multimedia presentatie, papier, project, video, demonstratie, enz.
                                        iv.    Betekenisvolle connecties of conclusies: Leren dat een thema weerspiegelt, een proefschrift bewijst of kennis opbouwt rond een authentiek onderwerp.
d.     Studenten bouwen kennis op door actief vraagstukken en problemen in de praktijk te verkennen, ideeën en theorieën te ontwikkelen en antwoorden en oplossingen na te streven.
                                          i.    Bouw kennis op: Bouw en breid begrip en perspectief uit op een onderwerp of idee.
                                         ii.    Actief verkennen: Open-ended, student-gedreven onderzoek.
4.     Innovatieve ontwerper - Studenten gebruiken verschillende technologieën binnen een ontwerpproces om problemen te identificeren en op te lossen door nieuwe, nuttige of fantasierijke oplossingen te creëren.
a.     Studenten kennen en gebruiken een weloverwogen ontwerpproces voor het genereren van ideeën, het testen van theorieën, het creëren van innovatieve artefacten of het oplossen van authentieke problemen.
                                          i.    Bewust ontwerpproces: Een methodologie voor het oplossen van problemen; een reeks stappen die worden gebruikt om een probleem op te lossen en een oplossing te ontwerpen. Bijvoorbeeld, mensgericht ontwerpproces, projectmatig leren, engineering ontwerpprocessen, wetenschappelijke methode.
                                         ii.    Innovatieve artefacten: artefacten gemaakt door nieuwe methoden, origineel denken of verbeteringen aan een bestaand artefact. Bijvoorbeeld, 3D-geprinte artefacten, computerprogramma's, robotica, simulaties, virtuele voorstellingen, prototypes, enz.
                                        iii.    Authentieke problemen: Problemen in de echte wereld, bijvoorbeeld ontwerpuitdagingen, wetenschappelijke verkenningen, filosofische vragen, service learning-projecten, sociale kwesties (recycling, compostering, vervuiling, honger, armoede).
                                        iv.    Articuleren en persoonlijke leerdoelen stellen: leeftijdsgeschikte mogelijkheden voor studenten om een stem te hebben in hun leerdoelen en keuzes te maken over hoe ze te bereiken.
                                         v.    Leerproces zelf: Leeftijd-geschikte mogelijkheden voor studenten om een stem te hebben in hun leerdoelen en keuzes te maken over hoe ze te bereiken.
b.     Studenten selecteren en gebruiken digitale tools om een ontwerpproces te plannen en te beheren dat rekening houdt met ontwerpbeperkingen en berekende risico's.
                                          i.    Digitale tools: bijvoorbeeld brainstormtools, stroomdiagrammen, teken- of afmaaktools, 2D- of 3D-ontwerpsoftware, notitietools, projectbeheertools.
                                         ii.    Ontwerpbeperkingen: Bijvoorbeeld tijd, geld, expertise, materialen, voorwaarden en mogelijke obstakels.
                                        iii.    Berekende risico's: Een beslissing genomen na een zorgvuldige schatting van de waarschijnlijke uitkomst.
                                        iv.    Netwerken en leeromgevingen opbouwen: kansen voor studenten om hun leerdoelen inspraak te hebben en keuzes te maken over hoe ze te bereiken.
c.     Studenten ontwikkelen, testen en verfijnen prototypes als onderdeel van een cyclisch ontwerpproces.
                                          i.    Prototypes: Een eerste of voorlopig model van iets waaruit andere versies worden ontwikkeld of gekopieerd.
                                         ii.    Cyclisch ontwerpproces: Een iteratief proces van testen, reflectie, verfijning, enz. Bijvoorbeeld alfa- en bètatests.
d.     Studenten vertonen een tolerantie voor ambiguïteit, doorzettingsvermogen en het vermogen om te werken met open-end problemen.
                                          i.    Tolerantie voor ambiguïteit: Comfort met het onbekende of onzekerheid.
                                         ii.    Doorzettingsvermogen: Voortdurende inspanning in het gezicht van obstakels en / of onzekere resultaten.
                                        iii.    Problemen met een open einde: problemen met veel of ongedefinieerde oplossingen.
5.     Computationele denker - Studenten ontwikkelen en gebruiken strategieën voor het begrijpen en oplossen van problemen op een manier die gebruik maken van de kracht van technologische methoden om oplossingen te ontwikkelen en te testen.
a.     Studenten formuleren probleemdefinities die geschikt zijn voor technologie-ondersteunde methoden zoals data-analyse, abstracte modellen en algoritmisch denken bij het verkennen en vinden van oplossingen.
                                          i.    Formuleer probleemdefinities: maak en articuleer een nauwkeurige en grondige beschrijving van een probleem dat is ontworpen om de oplossing ervan te vergemakkelijken, met inbegrip van voorwaarden en beperkingen waarmee rekening moet worden gehouden.
                                         ii.    Technologie-ondersteunde methoden: Methoden die profiteren van de toepassing van technologie en iets gemakkelijker, efficiënter, effectiever of krachtiger maken; computergebruik.
                                        iii.    Abstracte modellen: Vertegenwoordiging van een relatie, concept of structuur.
                                        iv.    Algoritmisch denken: De mogelijkheid om nauwkeurige instructies of sequenties te ontwikkelen die de basis vormen voor algoritmen.
                                         v.    Articuleren en persoonlijke leerdoelen stellen: leeftijdsgeschikte mogelijkheden voor studenten om een stem te hebben in hun leerdoelen en keuzes te maken over hoe ze te bereiken.
                                        vi.    Leerproces zelf: Leeftijd-geschikte mogelijkheden voor studenten om een stem te hebben in hun leerdoelen en keuzes te maken over hoe ze te bereiken.
b.     Studenten verzamelen gegevens of identificeren relevante gegevenssets, gebruiken digitale tools om ze te analyseren en vertegenwoordigen gegevens op verschillende manieren om het oplossen van problemen en besluitvorming te vergemakkelijken.
                                          i.    Gegevens verzamelen: bijvoorbeeld enquêtes, online gegevenssets, fysieke metingen.
                                         ii.    Relevante gegevenssets identificeren: het zou kunnen gaan om big data, informatie over openbare toegang of privédatabases, bijvoorbeeld bevolkings- of wereldwijde voedselbronnendatabases, openbare gegevensstromen van weersatellieten.
                                        iii.    Gegevens analyseren: inzicht in gegevens, identificeren van patronen en het trekken van conclusies, bijvoorbeeld met behulp van databases, visualisatietools, analyse, kaartsoftware, tekstanalysesoftware.
                                        iv.    Gegevens weergeven: gegevens weergeven en ordenen in de juiste grafieken, grafieken, woorden of afbeeldingen.
                                         v.    Netwerken en leeromgevingen opbouwen: kansen voor studenten om hun leerdoelen inspraak te hebben en keuzes te maken over hoe ze te bereiken.
c.     Studenten breken problemen op in onderdelen, extraheren belangrijke informatie en ontwikkelen beschrijvende modellen om complexe systemen te begrijpen of het oplossen van problemen te vergemakkelijken.
d.     Studenten begrijpen hoe automatisering werkt en gebruiken algoritmisch denken om een reeks stappen te ontwikkelen om geautomatiseerde oplossingen te maken en te testen.
                                          i.    Automatisering: computers of machines repetitieve of vervelende taken laten uitvoeren.
                                         ii.    Reeks stappen: Een reeks geordende stappen die zijn genomen om een probleem op te lossen of een einde te bereiken; een algoritme, bijvoorbeeld als onderdeel van computerprogrammering, inclusief codering.
                                        iii.    Geautomatiseerde oplossing: een computergestuurde oplossing die een taak voltooit.
6.     Creatieve communicator - Studenten communiceren duidelijk en uiten zich creatief voor verschillende doeleinden met behulp van de platforms, tools, stijlen, formaten en digitale media die passen bij hun doelen.
a.     Studenten kiezen de juiste platforms en tools om te voldoen aan de gewenste doelstellingen van hun creatie of communicatie.
                                          i.    Platform: Wijze van levering, bijvoorbeeld een blog, video, slide deck presentatie, digitale poster, social media site, podcast, website of andere online tool.
                                         ii.    Tools: Bijvoorbeeld digitale camera of video, audiosoftware, grafische ontwerpsoftware, schrijfsoftware.
                                        iii.    Articuleren en persoonlijke leerdoelen stellen: leeftijdsgeschikte mogelijkheden voor studenten om een stem te hebben in hun leerdoelen en keuzes te maken over hoe ze te bereiken.
                                        iv.    Leerproces zelf: Leeftijd-geschikte mogelijkheden voor studenten om een stem te hebben in hun leerdoelen en keuzes te maken over hoe ze te bereiken.
b.     Studenten maken originele werken of hergebruiken of remixen digitale bronnen tot nieuwe creaties.
                                          i.    Verantwoord hergebruiken of remixen: Het veranderen van de manier waarop iets oorspronkelijk werd gebruikt of het combineren van originele activa op een unieke manier en, indien nodig, het zoeken van toestemming om inhoud te gebruiken van de auteur / maker en het gebruik van de juiste toeschrijvingen.
                                         ii.    Netwerken en leeromgevingen opbouwen: kansen voor studenten om hun leerdoelen inspraak te hebben en keuzes te maken over hoe ze te bereiken.
c.     Studenten communiceren complexe ideeën duidelijk en effectief door het creëren of gebruiken van een verscheidenheid aan digitale objecten zoals visualisaties, modellen of simulaties.
                                          i.    Communiceer complexe ideeën: Deconstrueer informatie en/of gegevens en synthetiseert zodat het eenvoudiger wordt overgebracht om het begrip te vergroten. Bijvoorbeeld, het gebruik van metaforen, vergelijken / contrast, categorisering.
                                         ii.    Digitale objecten: elk product, actief of artefact dat digitaal is.
                                        iii.    Visualisaties: bijvoorbeeld infographics, woordwolken, interactieve grafieken en grafieken.
                                        iv.    Modellen: Bijvoorbeeld conceptkaarten, mindmaps, flowcharts en prototypes.
                                         v.    Simulaties: Vertegenwoordiging of imitatie van systemen of situaties die niet gemakkelijk onderhevig zijn aan experimenten of niet gemakkelijk toegankelijk zijn.
d.     Studenten publiceren of presenteren inhoud die het bericht en medium aanpast voor hun beoogde doelgroepen.
                                          i.    Past bericht en medium aan dat geschikt is voor het publiek: Identificeer zowel bericht (inhoud) als medium (wijze van levering) om ideeën of creaties succesvol over te brengen aan verschillende doelgroepen, bijvoorbeeld collega's, ouders en communityleden.
7.     Wereldwijde medewerker - Studenten gebruiken digitale tools om hun perspectieven te verbreden en hun leerproces te verrijken door samen te werken met anderen en effectief te werken in teams lokaal en wereldwijd.
a.     Studenten gebruiken digitale tools om in contact te komen met leerlingen uit verschillende achtergronden en culturen, waarbij ze met hen in contact komen op manieren die wederzijds begrip en leren verbreden.
                                          i.    Digitale tools om in contact te komen met leerlingen: gebruik tools, zoals videoconferenties, chats, virtuele excursies, online games voor meerdere spelers, e-mail en sociale media, om in contact te komen met andere studenten van over de hele wereld.
                                         ii.    Engage om het begrip te verbreden en te leren: Verbonden wereldwijde lerenden weten hoe ze respectvol contact kunnen opnemen en samenwerken met anderen uit verschillende culturen om specifieke leerdoelen te bereiken, bijvoorbeeld het aangaan van digitale penvrienden, wereldwijde telecollaboratieve projecten, sociale actieprojecten, vertaalsoftware/apps, synchrone/asynchrone samenwerkingsplatforms, open onderwijsmiddelen en wereldwijde partnerschappen op school.
                                        iii.    Articuleren en persoonlijke leerdoelen stellen: leeftijdsgeschikte mogelijkheden voor studenten om een stem te hebben in hun leerdoelen en keuzes te maken over hoe ze te bereiken.
                                        iv.    Leerproces zelf: Leeftijd-geschikte mogelijkheden voor studenten om een stem te hebben in hun leerdoelen en keuzes te maken over hoe ze te bereiken.
b.     Studenten gebruiken samenwerkingstechnologieën om samen te werken met anderen, waaronder collega's, experts of leden van de gemeenschap, om problemen en problemen vanuit meerdere gezichtspunten te onderzoeken.
                                          i.    Samenwerkingstechnologieën: toepassingen die teamwork en samenwerking tussen studenten en experts over de hele wereld vergemakkelijken, bijvoorbeeld tools voor het delen van kennis, videoconferenties, digitale projectruimten/sites, chats, samenwerkingsplanners.
                                         ii.    Bekijk kwesties vanuit meerdere gezichtspunten: Neem deel aan gesprekken en discussie door de lens van verschillende culturele, geografische, demografische en persoonlijke perspectieven, zoals online debatten, discussiefora, telementoring en persoonlijke leernetwerken.
                                        iii.    Netwerken en leeromgevingen opbouwen: kansen voor studenten om hun leerdoelen inspraak te hebben en keuzes te maken over hoe ze te bereiken.
                                        iv.    Constructief bijdragen: faciliteren of collegiaal feedback geven, tijdlijnen en omvang van het project beheren, teambesluitvorming betrekken, bijdragen op meetbare manieren.
                                         v.    Verschillende rollen en verantwoordelijkheden op zich nemen: Oefen communicatieve vaardigheden door verschillende rollen te ervaren, bijvoorbeeld teamlead, expert, bètatester, tijdwaarnemer, notetaker of planner.
c.     Studenten dragen constructief bij aan projectteams, waarbij verschillende rollen en verantwoordelijkheden worden aangenomen om effectief te werken aan een gemeenschappelijk doel.
                                          i.    Constructief bijdragen: faciliteren of collegiaal feedback geven, tijdlijnen en omvang van het project beheren, teambesluitvorming betrekken, bijdragen op meetbare manieren.
                                         ii.    Verschillende rollen en verantwoordelijkheden op zich nemen: Oefen communicatieve vaardigheden door verschillende rollen te ervaren, bijvoorbeeld teamlead, expert, bètatester, tijdwaarnemer, notetaker of planner.
d.     Studenten verkennen lokale en wereldwijde problemen en gebruiken samenwerkingstechnologieën om samen met anderen oplossingen te onderzoeken.
                                          i.    Lokale en mondiale vraagstukken verkennen: voorbeelden zijn virtuele excursies, onderzoeksprojecten, e-pals en actieprojecten met behulp van digitale tools.
                                         ii.    Oplossingen onderzoeken: de mogelijkheid om belangrijke problemen in studentengemeenschappen en over de hele wereld aan te pakken en mogelijk op te lossen, zowel onafhankelijk als in samenwerking met anderen.