Geïntegreerd Toetsen in het Hoger Beroepsonderwijs:l

Wat is Geïntegreerd Toetsen?

Geïntegreerd toetsen is een multidimensionale benadering van beoordeling waarbij leerlingen hun kennis en vaardigheden demonstreren door middel van beroepsproducten die deel uitmaken van de toetsing (Van der Vleuten & Schuwirth, 2005). Het gaat niet alleen om vakkennis, maar ook om algemene vaardigheden zoals 21e-eeuwse vaardigheden, waaronder digitale geletterdheid, probleemoplossen, creativiteit en samenwerken.

Waarom Gebruik je Geïntegreerd Toetsen?

Geïntegreerd toetsen biedt een holistisch beeld van de competenties van een student. Het stelt studenten in staat om te laten zien hoe zij verschillende vaardigheden en kennis combineren om complexe, realistische taken uit te voeren (Boud, 2018). Hierdoor wordt de nadruk verlegd van oppervlakkig leren naar diepgaand leren, en wordt de relevantie en toepasbaarheid van wat er in de klas wordt geleerd, versterkt.

Hoe Pas je Geïntegreerd Toetsen Toe?

De implementatie van geïntegreerd toetsen vereist een zorgvuldige planning en voorbereiding. Het begint met het identificeren van de belangrijkste competenties en leerdoelen. Vervolgens moeten opdrachten en toetsen worden ontworpen die deze competenties en leerdoelen op een geïntegreerde manier toetsen (Biggs, 2003). Dit kan bijvoorbeeld door een project of een case study waarbij studenten gevraagd wordt om hun kennis en vaardigheden te tonen in een praktische, real-world setting.

Wanneer Gebruik je Geïntegreerd Toetsen?

Geïntegreerd toetsen kan het beste worden gebruikt wanneer de beoordeling zich richt op de toepassing van kennis en vaardigheden in complexe, real-world situaties. Het is bijzonder effectief in disciplines waar praktische vaardigheden en professioneel oordeel belangrijk zijn, zoals in de gezondheidszorg, het onderwijs, de techniek en de sociale wetenschappen (Birenbaum, 2003).

Wat is de Relatie van Beroepsproducten en Holistisch Beoordelen met Geïntegreerd Toetsen?

Bij geïntegreerd toetsen zijn beroepsproducten essentieel omdat ze dienen als het medium waarmee studenten hun geïntegreerde kennis en vaardigheden demonstreren. Holistische beoordeling, aan de andere kant, is de evaluatiemethode die wordt gebruikt om de prestaties van de studenten te beoordelen. Het gaat erom te kijken naar het geheel van de student's prestaties, in plaats van zich te concentreren op afzonderlijke competenties (Jonsson & Svingby, 2007). Samen zorgen deze elementen voor een effectieve implementatie van geïntegreerd toetsen.

Bronnen

  • Birenbaum, M. (2003). New insights into learning and teaching and their implications for assessment. In Optimising new modes of assessment: In search of qualities and standards (pp. 13-36). Springer.
  • Boud, D. (2018). Assessment 2020: Seven propositions for assessment reform in higher education. Australian Learning and Teaching Council. 
  • Biggs, J. (2003). Teaching for quality learning at university (2nd ed.). SRHE and Open University Press.
  • Jonsson, A., & Svingby, G. (2007). The use of scoring rubrics: Reliability, validity and educational consequences. Educational Research Review, 2(2), 130-144.
  • Van der Vleuten, C. P., & Schuwirth, L. W. (2005). Assessing professional competence: from methods to programmes. Medical Education, 39(3), 309-317.

Programmatisch Toetsen voor Ontwikkelingsgericht Onderwijs: Begrip en Toepassing

Samenvatting: Een datapunt heeft een formatieve of summatieve functie, nooit beide. Met betrekking tot transparantie, betrouwbaarheid en validiteit van toetsing moet er bij het ontwerp ook duidelijke keuzes worden gemaakt of een datapunt een formatieve of summatieve functie heeft. Bij zowel formatieve als summatieve dataputen is de ontwikkelingsgerichte terugkoppeling naar de student cruciaal. Daarnaast is het aan de docent of er ook bijstellingen voor het onderwijs nodig zijn,

Programmatisch toetsen wordt steeds vaker gezien als een oplossing om onderwijs en toetsing meer ontwikkelingsgericht in te zetten. In dit artikel behandelen we de volgende onderwerpen:

1. Wat is de formatieve of summatieve functie van toetsen?

  • Formatieve functie van toetsen: Dit richt zich op het ondersteunen van het leerproces en het verzamelen van informatie om de instructie te verbeteren. Het helpt docenten en studenten begrijpen waar de student zich bevindt in hun leerproces en wat ze moeten doen om te verbeteren.

  • Summatieve functie van toetsen: Deze functie beoordeelt de prestaties van studenten aan het einde van een leerperiode en geeft een oordeel over de behaalde leerdoelen. Dit type toetsing wordt vaak gebruikt voor het geven van cijfers en het nemen van beslissingen over bevordering of diplomering.

2. Wat zijn de verschillen en overeenkomsten tussen formatieve en summatieve toetsen?

  • Overeenkomsten: Beide vormen van toetsen verzamelen informatie over de prestaties van studenten, maar ze hebben verschillende doelen en timing.

  • Verschillen: Formatieve toetsen richten zich op leren tijdens het proces, terwijl summatieve toetsen gericht zijn op prestaties na afloop van het leerproces.

3. Wat is ontwikkelingsgericht toetsen?

  • Ontwikkelingsgericht toetsen legt de nadruk op het ondersteunen en bevorderen van de ontwikkeling van leerlingen of studenten. Het meet voortgang en groei van studenten in plaats van alleen hun eindresultaten.

4. Hoe verhoudt programmatisch toetsen zich tot formatief en summatief toetsen en ontwikkelingsgericht toetsen?

  • Programmatisch toetsen: Dit integreert formatieve en summatieve elementen en is nauw verbonden met ontwikkelingsgericht toetsen. Het biedt een alomvattend beeld van de prestaties, competenties en ontwikkeling van studenten gedurende een hele opleiding of programma.

  • Formatief en summatief toetsen: Deze vullen elkaar aan binnen programmatisch toetsen, waarbij formatieve toetsen het leerproces ondersteunen en summatieve toetsen de prestaties aan het einde meten.

  • Ontwikkelingsgericht toetsen: Dit is sterk verweven met programmatisch toetsen, waarbij de focus ligt op groei, competentieontwikkeling en continue feedback.

5. Is een datapunt bij programmatisch toetsen formatief of summatief?

  • Bij programmatisch toetsen kunnen datapunten of formatief of summatief zijn, afhankelijk van het doel en het moment in het beoordelingsproces.

6. Wat is de rol van constructive alignment bij programmatisch toetsen?

  • Constructive alignment: Dit zorgt ervoor dat leerdoelen, onderwijsactiviteiten en beoordelingen in overeenstemming zijn. Het waarborgt dat toetsen de beoogde leerresultaten meten en helpt het onderwijsproces te verbeteren.

Programmatisch toetsen is een veelzijdige benadering die de kwaliteit van het onderwijs en de beoordeling verbetert door formatieve en summatieve elementen te integreren en te aligneren met de leerdoelen, wat resulteert in een meer ontwikkelingsgerichte en effectieve onderwijsomgeving.

Continu verbeteren of Lean thinking in het hoger onderwijs

Wat is Continu verbeteren of Lean Thinking?

Lean Thinking, ook wel bekend als Lean Management of Lean Principles, is een benadering die is ontworpen om efficiëntie te verbeteren, verspilling te verminderen en waarde te creëren in processen en activiteiten. Het is oorspronkelijk ontwikkeld in de productie-industrie, maar wordt nu breder toegepast in verschillende sectoren, waaronder het hoger onderwijs. In de context van een Teaching and Learning Center (TLC) voor het HBO, kan Lean Thinking worden toegepast om de kwaliteit en effectiviteit van onderwijs- en ondersteunende diensten te verbeteren.

Wie zijn er bij  Lean Thinking betrokken?

Bij het implementeren van Lean Thinking in een TLC zijn verschillende belanghebbenden betrokken:

Medewerkers: Alle medewerkers van het TLC spelen een cruciale rol bij het identificeren van verspillingen, het verbeteren van processen en het leveren van waarde aan de academies en studenten.

Academies: De academies in het HBO zijn de klanten van het TLC, en hun input en feedback zijn essentieel om de diensten van het TLC te verbeteren.

Studenten: Studenten zijn de uiteindelijke ontvangers van het onderwijs en hebben een belangrijke stem in het bepalen van wat waarde toevoegt aan hun leerervaring.

Leidinggevenden: Leidinggevenden in het TLC moeten een visie voor Lean Thinking formuleren, middelen toewijzen en de cultuur van continue verbetering ondersteunen.

Welke instrumenten kun je gebruiken voor lean thinking

Lean Thinking maakt gebruik van verschillende instrumenten en methodologieën om processen te verbeteren, verspilling te verminderen en waarde toe te voegen. Hier zijn enkele veelgebruikte instrumenten die je kunt gebruiken:

Value Stream Mapping (VSM): Dit is een visuele tool waarmee je de stroom van materialen en informatie door een proces in kaart brengt. Het helpt om verspillingen te identificeren en te elimineren door te begrijpen hoe waarde wordt gecreëerd en waar verspillingen optreden.

5S: 5S is een methodologie voor het organiseren van de werkplek om efficiëntie te verbeteren en verspilling te verminderen. De 5S-principes zijn Sorteren, Schikken, Schoonmaken, Standaardiseren en Standhouden.

Kanban: Kanban is een visueel systeem voor het beheren van workflow en het beheersen van de productie. Het helpt om de productie af te stemmen op de vraag, overproductie te voorkomen en verspilling te verminderen.

Kaizen: Kaizen is een filosofie van continue verbetering. Het omvat het betrekken van medewerkers bij het identificeren van problemen, het genereren van ideeën voor verbetering en het implementeren van verbeteringen in kleine stappen.

Standard Work: Standard Work is het vastleggen van de beste manier om een taak uit te voeren. Het zorgt voor consistentie in de uitvoering van taken, vergemakkelijkt training en maakt verbeteringen mogelijk.

Total Productive Maintenance (TPM): TPM is gericht op het minimaliseren van machinestoringen en het optimaliseren van de beschikbaarheid van apparatuur. Het helpt om stilstand en verspilling als gevolg van defecten te verminderen.

Andon: Andon-systemen worden gebruikt om problemen onmiddellijk te signaleren. Medewerkers kunnen een signaal geven wanneer er zich een probleem voordoet, waardoor snel actie kan worden ondernomen om het probleem op te lossen.

Poka-Yoke: Poka-Yoke verwijst naar het ontwerpen van processen of systemen op een manier die menselijke fouten voorkomt of detecteert voordat ze problemen veroorzaken.

Heijunka: Heijunka is een techniek voor het egaliseren van de productie om pieken en dalen in de vraag te voorkomen en de productie-efficiëntie te verbeteren.

Root Cause Analysis: Deze methode helpt bij het identificeren van de dieperliggende oorzaken van problemen. Het omvat technieken zoals de 5 Whys-methode om herhaaldelijk "waarom" te vragen om de oorzaak van een probleem te achterhalen.

PDCA (Plan-Do-Check-Act): PDCA is een cyclus van continue verbetering waarbij je een probleem plant, acties onderneemt om het op te lossen, de resultaten controleert en vervolgens de acties aanpast op basis van de resultaten.

Vijf S-vragen van de coachingskata: Deze vragen worden gebruikt om medewerkers te begeleiden bij het identificeren en oplossen van problemen. De vragen omvatten "Wat is de doeltoestand?", "Wat is de huidige toestand?" en "Wat is je volgende stap?"

Het gebruik van deze instrumenten en methodologieën kan organisaties helpen om Lean Thinking-principes toe te passen, processen te optimaliseren en verspilling te verminderen om meer waarde te creëren voor klanten en stakeholders.

Hoe organiseer je dag en weekstarts voor lean

Het organiseren van zowel dagstarts als weekstarts is een belangrijk onderdeel van Lean Thinking om de voortgang van projecten, doelen en processen te bespreken, obstakels te identificeren en actiepunten vast te stellen voor continue verbetering. Hier zijn stappen om zowel dagstarts als weekstarts te organiseren voor Lean:

Dagstarts:

Bepaal het doel en de agenda: Begin met het definiëren van het doel van de dagstart. Het doel van een dagstart kan zijn om de prestaties van de vorige dag te evalueren, de doelen voor de dag vast te stellen en eventuele obstakels te identificeren. Stel een vaste agenda op voor de dagstart, zodat alle deelnemers weten wat ze kunnen verwachten.

Bepaal de deelnemers: Identificeer wie deel zal nemen aan de dagstart. Dit moeten teamleden zijn die direct betrokken zijn bij het proces of de activiteiten die worden besproken. Zorg ervoor dat alle relevante belanghebbenden aanwezig zijn.

Kies een geschikte locatie en tijd: Selecteer een locatie waar de dagstart regelmatig kan plaatsvinden, bijvoorbeeld bij een whiteboard dicht bij de werkplek. Bepaal een vaste tijd voor de dagstart die voor iedereen geschikt is, bijvoorbeeld aan het begin van de werkdag.

Gebruik visuele hulpmiddelen: Maak gebruik van visuele hulpmiddelen zoals whiteboards, grafieken of dashboards om gegevens en informatie tijdens de dagstart te delen en te presenteren. Deze visuele hulpmiddelen helpen om informatie duidelijk en overzichtelijk weer te geven.

Faciliteer de dagstart: Wijs een facilitator aan die verantwoordelijk is voor het leiden van de dagstart. De facilitator moet ervoor zorgen dat de agenda wordt gevolgd, dat deelnemers aan het woord komen en dat problemen worden geïdentificeerd en gedocumenteerd.

Volg actiepunten op: Na de dagstart moeten de vastgestelde actiepunten worden gevolgd en opgelost. Dit kan betekenen dat teamleden samenwerken om obstakels te verwijderen, problemen op te lossen en verbeteringen door te voeren.

Weekstarts:

Bepaal het doel en de agenda: Definieer het doel van de weekstart, dat meestal gericht is op het evalueren van de prestaties van de afgelopen week, het stellen van doelen en prioriteiten voor de komende week, en het identificeren van obstakels. Stel een vaste agenda op voor de weekstart.

Bepaal de deelnemers: Identificeer wie deel zal nemen aan de weekstart. Dit moeten teamleden zijn die betrokken zijn bij projecten, doelen of processen die worden besproken. Zorg ervoor dat alle relevante belanghebbenden aanwezig zijn.

Kies een geschikte dag en tijd: Plan de weekstart op een dag en tijdstip die handig is voor alle deelnemers. Vaak worden weekstarts aan het begin van de week gehouden om de week goed te beginnen.

Gebruik visuele hulpmiddelen: Net als bij dagstarts kunnen visuele hulpmiddelen zoals whiteboards, grafieken of presentaties helpen om informatie tijdens de weekstart te delen en te presenteren.

Faciliteer de weekstart: Benoem een facilitator die verantwoordelijk is voor het leiden van de weekstart. Deze persoon moet ervoor zorgen dat de agenda wordt gevolgd en dat deelnemers actief deelnemen.

Volg actiepunten op: Na de weekstart moeten de vastgestelde actiepunten worden gevolgd en opgelost. Dit kan betekenen dat teamleden samenwerken om obstakels te verwijderen, problemen op te lossen en doelen te bereiken.

Evalueer en verbeter: Periodiek (bijvoorbeeld maandelijks) moet de effectiviteit van de weekstart worden geëvalueerd en eventuele verbeteringen worden aangebracht. Luister naar feedback van deelnemers en pas de procedure indien nodig aan.

Het organiseren van zowel dagstarts als weekstarts volgens deze stappen kan bijdragen aan gestroomlijnde communicatie, samenwerking en continue verbetering binnen het team en de organisatie als geheel. Het stelt teams in staat om proactief problemen aan te pakken, doelen te bereiken en Lean-principes effectief toe te passen.

Hoe geef je onderwijskundige profesionalisering vorm met Lean

Het toepassen van Lean-principes op onderwijskundige professionalisering kan helpen om deze processen efficiënter en effectiever te maken. Hier is hoe je onderwijskundige professionalisering vorm kunt geven met Lean:

Identificeer de waarde voor de docent/medewerker: Het eerste Lean-principe is om de waarde te identificeren vanuit het perspectief van de docenten en medewerkers. Wat hebben zij nodig om hun werk beter te doen? Wat zijn hun professionele ontwikkelingsbehoeften? Dit kan worden gedaan door enquêtes, gesprekken en feedbacksessies.

Stroomlijn het proces: Analyseer het huidige proces van onderwijskundige professionalisering. Identificeer waar verspillingen voorkomen, zoals overbodige bureaucratie, wachttijden of overproductie van trainingsmateriaal. Streef naar een gestroomlijnd proces dat docenten en medewerkers in staat stelt om snel toegang te krijgen tot relevante professionele ontwikkelingskansen.

Implementeer visueel management: Gebruik visuele hulpmiddelen zoals borden, grafieken of dashboards om de voortgang en beschikbare professionaliseringskansen transparant te maken. Docenten en medewerkers moeten gemakkelijk kunnen zien welke mogelijkheden beschikbaar zijn en waar ze zich in het professionaliseringsproces bevinden.

Kaizen (continue verbetering): Moedig docenten en medewerkers aan om verbeteringen voor te stellen en te implementeren in het professionaliseringsproces. Dit kan worden gedaan door middel van Kaizen-evenementen waarin teams samenwerken om processen te analyseren en te verbeteren.

Standaardiseer: Standaardiseer de beste praktijken voor onderwijskundige professionalisering, inclusief de procedures voor inschrijving, evaluatie en feedback. Zorg ervoor dat deze standaarden duidelijk worden gecommuniceerd en opgevolgd.

Meten en evalueren: Gebruik Key Performance Indicators (KPI's) om de effectiviteit van het professionaliseringsproces te meten. Volg de voortgang van docenten en medewerkers in hun professionele ontwikkeling en verzamel feedback om het proces verder te verbeteren.

Betrokkenheid van docenten en medewerkers: Betrek docenten en medewerkers actief bij het vormgeven van het professionaliseringsproces. Zij moeten inspraak hebben in de soorten trainingen, workshops of middelen die worden aangeboden.

Kano-model: Identificeer de basisbehoeften van docenten en medewerkers op het gebied van professionalisering (bijvoorbeeld verplichte bijscholing) en streef naar prestatiefactoren (bijvoorbeeld meer keuzemogelijkheden voor specialisatie) en WOW-factoren (verrassende, niet-essentiële voordelen) om hun betrokkenheid en tevredenheid te vergroten.

Leercirkels: Moedig docenten en medewerkers aan om leergemeenschappen te vormen waarin ze kennis kunnen delen, ervaringen kunnen uitwisselen en gezamenlijk kunnen werken aan professionele ontwikkeling.

Feedbacklussen: Zorg voor continue feedbacklussen waarbij docenten en medewerkers regelmatig hun ervaringen en behoeften kunnen delen. Gebruik deze feedback om aanpassingen aan het professionaliseringsproces door te voeren.

Door Lean-principes toe te passen op onderwijskundige professionalisering, kun je een cultuur van continue verbetering en betrokkenheid onder docenten en medewerkers bevorderen. Dit zal leiden tot een effectievere professionalisering en uiteindelijk tot een verbetering van de onderwijskwaliteit.

 


ICT en Leerplanontwikkeling

Rondom ICT en leerplanontwikkeling is een drietal thema's te onderscheiden: (1) ICT als doel: wat is de invloed van ICT op het beoogde leerplan in termen van doelen en inhouden, (2) ICT als drager van het curriculum, hoe kan het curriculum digitaal worden vormgegeven, (3) ICT als proces voor ondersteuning van leerplanontwikkeling, hoe kan ICT manieren van werken ondersteunen in het proces van leerplanontwikkeling. (Voogt, Zocca, Fisser, & Strijker, 2006; Van Graft, de Boer, & de Vries, 2009). Langs deze thema's is gekeken welke trends aan de orde zijn en wat de impact is voor leerplanontwikkeling en de onderwijspraktijk.

De wijze waarop inhouden, vaardigheden en doelen binnen het onderwijs worden aangeboden kunnen op verschillende manieren door technologie ondersteund worden. Bij leerplanontwikkeling spelen digitale leermiddelen, educatieve apps, digiborden, videocollecties, tablets, digitale leeromgevingen, schooladministratiesystemen, leerlingvolgsystemen in de praktijk een grote rol. Hierbij zijn er grote kansen om het lesmateriaal aantrekkelijker vorm te geven, interactiever te maken en leerlingen en docenten beter te ondersteunen in het bijhouden van de voortgang van leerlingen. Met behulp van digitale diagnostische toetsen kunnen leermiddelen beter afgestemd worden op de leerling omdat op basis van resultaten passende arrangementen gemaakt kunnen worden voor klassen, groepjes of individuele leerlingen. De hoeveelheid open leermiddelen neemt jaarlijks steeds sneller toe. Initiatieven in Nederland zoals VO-Content, Digischool en NTR dragen hier aan bij waarbij de kerndoelen, leerlijnen en kernprogramma's van SLO als basis dienen. Internationaal groeit de collectie open leermiddelen explosief, maar is de aansluiting op basisonderwijs en voortgezet onderwijs vaak moeilijk omdat deze leermiddelen niet in de Nederlandse taal beschikbaar zijn, maar ook door onvoldoende aansluiten op de Nederlandse context zoals examens.

De basis voor de trendanalyse gericht op het thema ICT en leerplanontwikkeling is een aantal publicaties die op het gebied van ICT en onderwijs richtinggevend zijn. Het gaat om:

Horizon rapport van New Media Consortium (NMC, 2013), een internationale gemeenschap van experts in onderwijstechnologie. NMC publiceert jaarlijks trendrapporten gericht op K12, hoger onderwijs en specifieke toepassingen zoals binnen musea en STEM (science, technology, engineering en mathematics).
Vier in balans monitor van Kennisnet (2012), een jaarlijks onderzoek naar de stand van zaken van ICT en onderwijs. De monitor bestaat uit vier delen: onderwijs en ICT, rendement en balans, stand van zaken en opbrengsten.
Leermiddelenmonitor van SLO (2012), een jaarlijks onderzoek naar het gebruik van leermiddelen in basis –en voortgezet onderwijs.
Trendrapport van de wetenschappelijk technische raad (WTR, 2012) van SURF. SURF is een samenwerkingsverband voor hoger onderwijs en richt zich op onderzoek van ICT in onderwijs.

Op basis van deze onderzoeken is gezicht naar voor het Nederlandse onderwijs relevante trends op het gebied van ICT en leerplanontwikkeling. Dit heeft geleid tot de volgende trends:

1. Digitale geletterdheid en 21e eeuwse vaardigheden

2. Cloud Computing, linked data en big data

3. Learning analytics

4. Mobiel leren

5. Open leermiddelen

6. Zelfcreatie


In de volgende paragrafen worden de trends geschetst vanuit deze onderzoeksrapporten.
Digitale geletterdheid en 21e eeuwse vaardigheden

Onder digitale geletterdheid wordt verstaan een combinatie van basisvaardigheden ICT, computational thinking, informatievaardigheden en mediawijsheid (Thijs & Fisser, 2013). In het KNAW rapport Digitale geletterdheid in het voortgezet onderwijs (KNAW, 2012) wordt geponeerd dat de digitale geletterdheid van leerlingen sterk verbeterd moet worden. Het ministerie van OCW (2013) onderschrijft de noodzaak voor aandacht voor dit onderwerp in het funderend onderwijs gezien de steeds meer ‘medialiserend’ en digitaliserende wereld waarin wij leven. De vraag is echter wat er precies wordt bedoeld met digitale geletterdheid, welke aspecten daarvan wenselijk worden gevonden voor het onderwijs, en welke plaats dat zou moeten hebben het curriculum. Ook is meer zicht nodig op het uitgevoerde curriculum: in hoeverre zijn scholen nu al bezig met digitale geletterdheid?

De huidige technologische ontwikkelingen zorgen voor omvangrijke economische en sociale veranderingen in onze maatschappij die niet alleen het werk maar de gehele leefomgeving van mensen beïnvloeden. De vraag is welke kennis en vaardigheden jongeren minimaal moeten beheersen om te kunnen functioneren in de maatschappij en als basis voor verdere ontwikkeling in de toekomst. Of met andere woorden: wat moet de school van de 21e eeuw jongeren leren? In verschillende internationale onderzoeksprojecten is gezocht naar een antwoord op deze vraag. Al deze studies wijzen op het toenemende belang van conceptuele en meta-cognitieve kennis en vaardigheden op het gebied van communicatie, samenwerking, en sociaal-cultureel bewustzijn en ICT-vaardigheden (zie Voogt & Pareja Roblin, 2010). Het is de vraag of veel van deze vaardigheden echt nieuw zijn. Wel lijken ze aan belang gewonnen te hebben gezien de toenemende complexiteit van de samenleving en groeit daarmee de noodzaak voor alle leerlingen om ze te verwerven.

Zo stelt de Onderwijsraad (2011) dat de behoefte aan dergelijke vaardigheden niet meer is beperkt tot hogere functies. Jongeren, ook lager opgeleid, die dergelijke vaardigheden niet beheersen, zullen problemen op de arbeidsmarkt ondervinden (cf. Wagner, 2008). Het is daarom volgens de raad van belang in alle onderwijstypen hier aandacht aan te besteden. Deze mening wordt breed gedeeld (Europese Unie, 2006; Dede, 2010). Over het belang van aandacht voor deze vaardigheden in het onderwijs bestaat weinig discussie.
Cloud Computing, linked data en big data

Bij cloud computing worden gegevens niet meer altijd lokaal op harde schijf of geheugenkaart opgeslagen, maar worden bestanden en gegevens opgeslagen en bewerkt in datacenters die via Internet toegankelijk zijn. Informatie is daarmee op elk moment, op elke plaats en in elke gewenste vorm toegankelijk. Gegevens kunnen vervolgens getoond worden op bijvoorbeeld computer, tablets, diplays, telefoon, digibord en televisie. Het gebruiksgemak van cloud toepassingen is groot; gegevens zijn snel toegankelijk, snel te delen met betrokkenen, en bieden in het onderwijs mogelijkheden voor kennisontwikkeling en samenwerking.

Verschillende sociale media zoals Facebook, Twitter en Youtube zijn gebaseerd op cloud technologie. De sociale media zijn daarmee kanalen die bewust en onbewust de maatschappij in beweging zetten door op grote schaal in korte tijd informatie te verspreiden. Voorbeelden hiervan zijn Project X Haren (Mediawijzer, 2012), ontruimingen van scholen (AD, 2013; RTV Oost, 2013; CCV, 2012) maar ook oproepen van RIVM om in te laten enten tegen baarmoederhalskanker zijn door sociale media genegeerd (Trouw, 2009).

Door centraal gegevens op te slaan zijn deze beter te koppelen en is het daardoor ook makkelijker om analyses uit te voeren op basis van grotere (gekoppelde) databestanden. Het koppelen van online databestanden wordt linked data genoemd. Door verschillende databestanden te koppelen ontstaan grote datasets Deze Big data kunnen gebruikt worden voor onderzoek en kunnen door de schaalgrootte en hoeveelheid van onderliggende relaties nieuwe informatie opleveren. Het begrip datamining is hierbij begrip waarbij gezocht wordt naar eerder verborgen gegevens. Voor het onderwijs kan de combinatie van cloud, linked data en big data gebruikt worden om uitgevers, bestuurders, docenten en leerlingen beter te ondersteunen in keuzes. De resultaten van bijvoorbeeld digitale toetsen geven uitgevers inzicht in wat effectief lesmateriaal is en wat niet. De resultaten kunnen ook gebruikt worden om leerlingvolgsystemen en schooladministratiesystemen te vullen, en voorspellingen te maken over toekomstige scores. Hierbij spelen privacyvraagstukken een rol met vragen zoals: wie is eigenaar van digitale toetsgegevens? De leerling die ze maakt, de docent die op basis van de gegevens onderwijs wil verbeteren, de uitgever die leermiddelen wil reviseren, DUO die vast wil leggen of de leerling voldoet aan de uitstroomeisen, of de ouders van de leerling? Wat betreft de inhouden en doelen van het onderwijs gaat het hier om het besef van gegevensuitwisseling, privacy en de rol van data wat betreft beleidsbeslissingen, keuzeprocessen en verantwoording

Andere cloudgebaseerde diensten zijn bijvoorbeeld Spotify, iTunes en Netflix. Deze commerciële diensten leveren on-demand muziek en video. Hierbij wordt gebruik gemaakt van grote collecties waarbij gebruikers de mogelijkheid krijgen om zelf arrangementen in de vorm van afspeellijsten samen te stellen die gedeeld, hergebruikt en aangepast kunnen worden. Deze arrangementen zijn onafhankelijk van tijd, locatie en apparaat af te spelen. Voor onderwijs geldt dat het samenstellen van arrangementen op basis van inhouden en doelen een uitgangspunt moet zijn om aan te sluiten op het leerplan. De kernprogramma's (SLO, 2014) van SLO zijn hiervoor richtinggevende digitale uitwerkingen van het curriculum die gebruikt kunnen worden om arrangementen van digitaal lesmateriaal vorm te geven.



De hoeveelheid gegevens (van Deursen & Van Dijk, 2012; WTR, 2012)) waarmee gebruikers geconfronteerd worden, is door cloudcomputing en sociale media snel toegenomen. De hoeveelheid beschikbare informatie wordt steeds groter en het onderscheid maken tussen wel of niet relevante en betrouwbare gegevens wordt steeds moeilijker. De vraag wordt dan ook steeds vaker op welke informatie je kunt vertrouwen en hoe informatie geïnterpreteerd moet worden. De vaardigheid om informatie op waarde te schatten en een kritische houding ten opzichte van informatie wordt steeds belangrijker. 21st Century Skills waaronder Mediawijsheid, digitale geletterdheid en informatievaardigheden zijn daarbij begrippen die in relatie met ICT in het curriculum een plaats moeten krijgen (ATC21S, 2013; IEA, 2013; Europese Commissie, 2012; KNAW, 2012; KNAW, 2013; OECD, 2012).
 
Learning Analytics en Adaptief leren
Learning analytics richt zich op het vastleggen van gedrag en resultaten van leerlingen om passend onderwijs te kunnen bieden (Duval, 2013). Het gaat hier in eerste plaats om het bijhouden van voortgangsgegevens en van en volgen van groepen en individuele leerlingen. Dit kan bijvoorbeeld door het registreren van toetsgegevens, klikgedrag, videomonitoring of registratie van interactiemomenten. Door gebruik te maken van linked data en cloud computing wordt het steeds beter mogelijk om gegevens te verzamelen. Door de gegevens te analyseren kunnen aanbevelingen worden gedaan om het aanbod van leermiddelen aan te passen. Door het onderwijs af te stemmen op individuele leerlingen kan het aanbod specifieker worden gemaakt in termen van interessante inhouden en doelen afgestemd op het niveau van de leerling. Adaptief leren (Searle, 2013) en adaptieve leersystemen richten zich op het aanbieden van leermiddelen die voor de leerling relevant zijn. Hierbij worden leerlingkenmerken en resultaten van tussentijdse diagnostische toetsen gebruikt om leerarrangementen samen te stellen. Leerlingkenmerken kunnen bestaan uit mediavoorkeur, interessegebieden, niveau en gewenste werkvorm. In de praktijk wordt het begrip leerstijl verschillend ingevuld zoals bij de adaptieve leersystemen Rekentuin (2013) en Pulse-On (2013). Adaptieve leersystemen richten zich nadrukkelijk op opbrengst gericht werken waarbij de leerling als uitgangspunt wordt genomen. In deze adaptieve leersystemen speelt Learning analytics een belangrijke rol voor het samenstellen van leerarrangementen ofwel de aanbeveling en selectie van leermiddelen. Het gebruik van algoritmes op basis van toetsing, diagnostische tests, formatieve evaluatie om de leerarrangementen samen te stellen wordt in de praktijk ter discussie gesteld. In hoeverre kunnen machines de juiste keuzes maken en op basis van welke factoren is dit zinvol. Op conferenties zoals de Learning Analytics and Knwoledge (2013) blijkt dat het domein nog in ontwikkeling is en dat er verder onderzoek nodig is naar eenduidige aanbevelingen die het onderwijs ook daadwerkelijk verder kunnen helpen.



Adaptieve leersystemen vereisen een hoge mate van flexibiliteit in leermiddelen; wil het materiaal adaptief zijn, dan moeten er ook voor de verschillende mediavoorkeuren, inhouden, interessegebieden materialen beschikbaar zijn voor dezelfde leerdoelen. Door het verschil in tempo zal er ook meer verrijkingsstof en herhalingsstof beschikbaar moeten zijn. Ook zal materiaal wat betreft samenhang in voorkennis en benodigde vaardigheden op elkaar moeten zijn afgestemd. Een duidelijk kader wat betreft doelen en inhouden is de vorm van kernprogramma’s is daarbij essentieel. Kernprogramma’s kunnen helpen leermiddelen te hergebruiken, maar ook om aan te geven welke inhouden, vaardigheden en doelen door leermiddelen afgedekt zijn, maar ook welke voorwaardelijk zijn voor doorlopende leerlijnen. Door ICT als drager van het curriculum aan te bieden via kernprogramma's is een eerste stap gezet om inhouden en doelen in adaptieve leersystemen te gebruiken. Onderzoek is nodig om verder te inventariseren in welke mate inhouden en doelen verder gespecificeerd moeten worden om als onderlegger voor het leerplanontwikkeling relevant, bruikbaar en efficient te zijn.
Mobiel leren

Mobiel leren maakt het mogelijk om te flexibiliseren in plaats, tijd en leeractiviteiten door gebruik te maken van mobiele apparaten zoals telefoons en tablets. Tablets worden steeds goedkoper en mobiele apparaten zijn steeds serieuzere vervangers van boeken. Digitaal lesmateriaal is centraal te beheren, opnieuw te gebruiken en uit te breiden. Met mobiele apparaten zoals telefoons kan digitaal lesmateriaal worden aangeboden in een uitdagende interactieve vorm. Hierbij kan ook voor gamification worden gekozen zoals in Taaltreffers (2012), een spel voor groep 7,8 gericht op woordenschat. Veel mobiele apparaten hebben touch screens GPS, bewegingssensoren en camera's die gebruikt kunnen worden. Mobiele apparaten zijn vaak persoonlijk en verbonden met het Internet, dit houdt in dat er bewust en onbewust persoonlijke informatie kan worden verzameld. Deze informatie kan gebruikt worden om beter aan te sluiten bij de wensen van de gebruiker. Hierbij kan het gaan om eenvoudige locatiegegevens, maar ook bijvoorbeeld snelheid en wijze van interactie, lettergrootte, kleurenschema's voorkeuren voor lesonderwerpen en voortgang. Het aanbod van apps voor mobiele apparaten groeit snel. Hierbij is het aanbod veelal gericht op amusement en productiviteit. Veel toepassingen zijn niet expliciet voor het onderwijs gemaakt maar lenen zich hier wel voor. Uitgevers spelen in op de vraag naar digitaal leermateriaal door bestaande methodes via Apps aan te bieden of door mobiel vriendelijke websites te ontwikkelen. Een voorbeeld hiervan is bijvoorbeeld Schooltas (2013) waarmee aan lesmethodes digitale leermiddelen kunnen worden toegevoegd. Het ontwikkelen van digitaal interactief onderwijsmateriaal is kostbaar omdat de verwachtingen van de gebruikers hoog zijn en toepassingen vaak specifiek moeten zijn. Veel vaardigheden en inhouden zijn zo verschillend van vorm en niveau dat ontwikkelkosten en productie niet opwegen tegen het verwachte gebruik. Veel educatief materiaal zal daarom de komende jaren nog bestaan uit digitale boeken die steeds verder aangevuld zullen worden met diagnostische toetsen en videomateriaal.
Open leermiddelen

Open leermiddelen, ook wel Open Educational Resources (OER) genoemd, zijn leermiddelen die gratis en vrij aanpasbaar zijn (Jacobi, R. & van der Woerd, N., 2012). Door verschillende initiatieven (NTR, MathUnited, Kahn, Youtube, Wikiwijs, Leraar24) is het aanbod van open leermiddelen toegenomen. VO-Content (2013) is met het ontwikkelen van "Stercollecties" voor het voortgezet onderwijs een initiatief dat op brede schaal multimediaal en leerlinggericht open leermiddelen ontwikkeld. Leraar 24 (Kennisnet, 2013) richt zich door middel van een uitgebreide collectie van videomateriaal op de professionalisering van docenten. In veel gevallen is materiaal onder een Creative Commons (2013) licentie gemaakt. Creative Commons licenties kunnen gebruikt worden om aan te geven dat materialen gekopieerd mogen worden, maar dat er ook beperkingen kunnen gelden. Bewerken is dan volgens de licentie toegestaan maar het aanpassen alleen voorbehouden aan specialisten. Hierbij is videomateriaal een voorbeeld waarbij aanpassingen niet direct mogelijk zijn maar waar een grote toename plaatsvindt in bruikbaar lesmateriaal. Video als leermiddel is door de toename van bandbreedte en processoren, standaardisatie in videoformaten steeds breder toegankelijk. Het maken van video wordt steeds goedkoper en er komt steeds meer hoog kwalitatief materiaal beschikbaar. SchoolTV, Teleblik en Eigenwijzer (NTR, 2013) bieden een grote selectie video's die op elk moment van de dag op een digibord getoond kunnen worden. Daarmee kunnen onderwerpen van levensbeschouwing tot natuurkunde inzichtelijk worden gemaakt binnen de klas. Hierbij sluit Schooltv uitdrukkelijk aan bij de doelen en inhouden die bij het basis en voorgezet onderwijs horen. Daarnaast biedt een kanaal zoals You Tube een grote variëteit aan videomateriaal, alhoewel er heel veel materiaal beschikbaar is, is de bruikbaarheid problematisch omdat video's in de meeste gevallen niet voor onderwijs geschikt is. Het zoeken en vinden van geschikt materiaal is daarmee voor het onderwijs een probleem.

Bij een nieuw onderwijsconcept zoals Flipping the classroom speelt video een belangrijke rol waarbij klassikaal frontaal onderwijs (deels) wordt vervangen door video of andere vormen van digitaal lesmateriaal. Tijdens de lessen op school is er dan meer tijd beschikbaar voor het beantwoorden van vragen, individuele aandacht, verdieping en activerende didactiek. Flipping the Classroom kan bijdragen aan gedifferentieerd onderwijs en maakt het voor leerlingen mogelijk om instructie te krijgen op hun eigen tempo.

Bekend is dat een klein aantal docenten zich tamelijk intensief bezig houdt met dit concept. Het gaat met name om Jelmer Evers (http://www.youtube.com/user/jelmerevers) en Joost van Oort (http://www.youtube.com/user/JORTgeschiedenis). Hoewel door hen gemaakte filmpjes in eerste instantie bedoeld zijn voor hun eigen leerlingen worden zij ook veel bekeken door andere leerlingen. Dit wil echter niet zeggen dat ook hun docenten hun onderwijskundig concept hebben aangepast. Wat betreft leerplanontwikkeling is het van belang dat leermiddelen gekoppeld kunnen worden aan het leerplan. Door gebruik te maken van een gemeenschappelijk onderwijsbegrippenkader van in inhouden en doelen kan het open domein ontsloten worden. Door middel van het ontwikkelen van kernprogramma's werkt SLO aan een onderwijsbegrippenkader dat gebruikt kan worden om open leermiddelen systematisch te ontsluiten.
Zelfcreatie

Zelfcreatie heeft betrekking op ontwikkelingen zoals 3D printing en Fablabs. Het gaat over technologieën waarmee het doormiddel van ICT steeds eenvoudiger wordt om concreet vorm te geven aan ideeën. Productieprocessen worden steeds korter, de consument kan steeds meer zelf, en moet ook steeds meer kunnen. Denk hierbij aan het zelf maken en af laten drukken van foto's, printing on demand voor boeken en displays maar ook aan 3D printers en beschikbaarheid van programma's om te ontwerpen. Productieprocessen worden zo flexibel ingericht dat er ingespeeld kan worden op een enorme diversiteit van ontwerpwensen.3D printing is een ontwikkeling waarbij schetsen en ideeën direct omgezet kunnen worden in tastbare objecten. 3D Printers zijn apparaten die met behulp van vulstoffen objecten kunnen maken. Hierbij wordt kunststof verwarmd en laag voor laag volgens ontwerp opgespoten. Het plannen, ontwerpen, en construeren van driedimensionale objecten biedt perspectieven voor verschillende wetenschap en technologievakken maar ook voor kunst en cultuur waarbij constructies gemaakt kunnen worden en waar meteen gekeken kan worden of onderzochte oplossingen ook daadwerkelijk te realiseren zijn. De aanschaf van 3D Printers voor experimenteel zijn afgelopen jaren erg gedaald en in veel gevallen is aanschaf niet nodig door de beschikbaarheid van zogenaamde Fablabs. Fablab is een afkorting van Fabrication Laboratory en zijn op verschillende plaatsen in Nederland aanwezig. Fablabs zijn bij uitstek ingericht om op kleine schaal in een experimentele setting producten te ontwikkelen. De Fablabs zijn onderling verbonden en hebben ook als gemeenschappelijke doelstelling om onderwijsgerelateerde programma’s te ontwikkelen. Fablabs bieden in veel gevallen ook om op afstand te werken door ontwerpen digitaal op te sturen en deze als producten terug te krijgen.

Door de nieuwe productiemogelijkheden zijn veel werkzaamheden niet meer aan de orde. Productiewerk in fabrieken is vervangen door creatieve processen om tot producten te komen. De vaardigheden zoals creativiteit, ontwerpen en onderzoeken zijn meer dan ooit belang. De verkenningscommissie Wetenschap en Technologie primair onderwijs (2013) adviseert om resultaten van de lessen in wetenschap en technologie te meten en te beoordelen. Daarnaast adviseert de verkenningscommisse om Wetenschap & Technologie in het basisonderwijs niet te positioneren als op zich zelf staand vak of als onderdeel van het leergebied Oriëntatie op jezelf en de wereld, maar als een basisvaardigheid, naast taal en rekenen.

Door het gebruik van ICT-toepassingen gaat het in de toekomst misschien niet zozeer om iets te kunnen maken, maar meer over de informatie en communicatie hoe we iets kunnen laten maken.
Referenties

AD (2013) Politie gaat uit van valse bommelding Leiden. Internet 2013-04-26 http://www.ad.nl/ad/nl/1012/Nederland/article/detail/3432402/2013/04/26/Politie-gaat-uit-van-valse-bommelding-Leiden.dhtml

ASCD (2014) Flipped classroom webinar series. http://www.ascd.org/professional-development/webinars/flipped-classroom-webinars.aspx

ATC21S (2013) Assessment and Teaching of 21st-Century Skills. http://atc21s.org/

Becker, S. & Lucas, N. (2009) ’RIVM stond er te vaak alleen voor’. Trouw 28-12-2009. Internet 2013-06-21 http://www.trouw.nl/tr/nl/4324/Nieuws/article/detail/1177074/2009/12/28/rsquo-RIVM-stond-er-te-vaak-alleen-voor-rsquo.dhtml

Blink Educatie (2013) Digitale lesmethodes. Internet 2013-09-20, http://www.blinkeducatie.nl/

Brekelmans, J.L.J.M., Heuts, L., Dekker, B. (2011) Evaluatie wet gratis schoolboeken. http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/rapporten/2011/11/10/evaluatie-2011-wet-gratis-schoolboeken.html

CCV (2013) Ontwikkelingen in maatschappelijke veiligheid - Trendsignalement 2013. Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid. Utrecht.

CPS (2012) Onderwijsverslag van de Inspectie in 10 punten

Damen, L. H., Cordang, M. (2007). Het leren van zml: op de hurken in de klas. SLO: Enschede

Dede, C. (2010). Comparing frameworks for 21st century skills. In J. Bellanca, & R. Brandt (eds.), 21st century skills. Bloomington, IN: Solution Tree Press, pp. 51-76.

Edumic (2012) 5 Critical Mistakes Schools Make With iPads (And How To Correct Them)

Europese Unie (2006). Recommendation of the European Parliament and of the Council of 18 December 2006 on key competences for lifelong learning. Official Journal of the European Union, L394/10. Luxembourg: Publications Office of the European Union.



Europese commissie (2012) Een agenda voor nieuwe vaardigheden en banen: Een Europese bijdrage aan volledige werkgelegenheid

FC Twente (2012) Taaltreffers. Internet 2013-09-20 http://www.taaltreffers.nl/

IEA (2013) International Computer and Information Literacy Study 2013

Jacobi, R., van der Woerd, N. (2012) Trendrapport open educational resources. SURF: Utrecht.

JOB (2012) JOB-monitor 2012. Studenttevredenheid in het mbo.

Johnson, L., Adams Becker, S., Cummins, M., Estrada V., Freeman, A., and Ludgate, H. (2013). NMC Horizon Report: 2013 K-12 Edition. Austin, Texas: The New Media Consortium. http://www.nmc.org/pdf/2013-horizon-report-k12.pdf

Johnson, L., Adams Becker, S., Cummins, M., Estrada, V., Freeman, A., and Ludgate, H. (2013). NMC Horizon Report: 2013 Higher Education Edition. Austin, Texas: The New Media Consortium.

Johnson, L., Adams, S., and Cummins, M. (2012). The NMC Horizon Report: 2012 Higher Education Edition. Austin, Texas: The New Media Consortium. http://www.nmc.org/pdf/2012-horizon-report-HE.pdf

Johnson, L., Smith, R., Willis, H., Levine, A., and Haywood, K., (2011). The 2011 Horizon Report. Austin, Texas: The New Media Consortium.

Kat-de Jong, M. & Graauw, C de. (2012) Onderzoek naar attitudeverandering na bezoek aan Friek’s Techniektruck onder vmbo’ers van West-Brabantse scholen

Kennisnet (2012) Inventarisatie ICT toepassingen taal en rekenen MBO. Kennisnet, Zoetermeer

Kennisnet (2012) Mediawijsheid als vak

Kennisnet (2012) Mind the map. Mindmaps inzetten voor vraaggestuurd leren.. Kennisnet, Zoetermeer

Kennisnet (2012) Sociale media in de les. Zoetermeer

Kennisnet (2012) Vier in balans monitor. Kennisnet, Zoetermeer

Kennisnet (2013) Weten wat werkt en waarom. Kennisnet, Zoetermeer.

KNAW (2012) Digitale geletterdheid in het voortgezet onderwijs

KNAW (2013) KNAW pleit voor krachtige vernieuwing informatica-onderwijs havo/vwo

Kolb, D.A. (1984) Experiential Learning: Experience as the Source of Learning and Development. Prentice-Hall, Inc., Englewood Cliffs, N.J.

LAK (2013) Third conferencen on Learning Analytics and Knowledge. Leuven, Belgie. http://lakconference2013.wordpress.com/

Leraar24 (2014) Video's en dossiers voor de onderwijspraktijk. http://www.leraar24.nl/

Leermiddelen

Mediawijzer (2012) Project X Haren benadrukt belang mediawijsheid. Internet http://www.mediawijzer.net/professionals/nieuws/project-x-haren-benadrukt-belang-media-educatie

Microsoft (2012) Partners in Learning School Research [PILSR]

Mijland, E. (2013) Leerbericht 2013

NTR (2014) Speciaal voor iedereen. http://www.ntr.nl/page/over-ntr

OCW (2013) Cultuur beweegt. De betekenis van cultuur in een veranderende samenleving. http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/kamerstukken/2013/06/11/cultuur-beweegt-de-betekenis-van-cultuur-in-een-veranderende-samenleving.html

OECD (2012) Connected Minds. Technology and Today's Learners.

OECD (2012) OECD Skills Strategy: Better skills, Better jobs, Better lives, a strategic approach to skills policy.

Oefenweb (2013) Rekentuin. Internet 2013-09-20, http://www.rekentuin.nl/

Pepping, R. (2013) Flipping the classroom. Onderwijs van morgen.

PO-Raad (2012) Brief PO-Raad aan lijsttrekkers verkiezingen 2012.

PO-Raad (2013) Wetenschap en technologie primair onderwijs. Platform Betatechniek.

RTV Oost (2013) School Almelo ontruimt na bommelding. Internet 2013-06-03 http://www.rtvoost.nl/nieuws/default.aspx?nid=164812&cat=1&rubriek=1

RTTI (2013) Het meten en verbeteren van leerprocessen. Internet 2013-09-20, http://rtti.nl/

Searle, M. (2013) What Every School Leader Needs to Know About RTI. Internet 2013-05-12 http://www.ascd.org/publications/books/109097/chapters/What-Is-RTI-and-Why-Should-We-Care%C2%A2.aspx

SLO (2012) Trends in leermiddelen: digitalisering komt op gang - SLO, nationaal expertisecentrum leerplanontwikkeling. SLO, Enschede.

SLO (2014) Leerplan in beeld. http://leerplaninbeeld.slo.nl

ThiemeMeulenhoff (2013) Schooltas. Internet 2013-09-20, http://www.schooltas.net

Thijs, A. (2012) Samenvatting ASCD conferentie.

Thijs, A., Fisser, P.H.G. & van der Hoeven, M. (2013) Digitale geletterdheid en 21e eeuwse vaardigheden in het funderend onderwijs: een conceptueel kader. SLO, Enschede.

Universiteit Twente (2012) Trendrapport internetgebruik 2012. Universiteit Twente, Enschede

Van den Berg, E. & Kirschner, P. (2012) Evidence based doceren in het hoger onderwijs met ICT. In WTR rapport SURF, de bakens verzetten. Surf, Utrecht.

Van Deursen, A.J.A.M. & Van Dijk, J.A.G.M. (2012). Trendrapport internetgebruik 2012. Een Nederlands en Europees perspectief. Enschede: Universiteit Twente.

Voogt, J., & Pareja Roblin, N. (2010). 21st century skills. Discussienota. Enschede: Universiteit Twente.



VO-content (2012) Lancering Stercollecties. Internet 2013-09-20, http://www.vo-content.nl/nieuws/lancering-stercollecties

VO-content (2014) Stercollecties. http://www.vo-content.nl/stercollecties

Wagner, T. (2008). The Global Achievement Gap. Basic Books, New York.

Wetering, M., van (2013) Recht doen aan verschillen met ict als digitale assistent. Internet 2013-09-20,http://innovatie.kennisnet.nl/recht-doen-aan-verschillen-met-ict-als-digitale-assistent/

Wikiwijs (2012) Rapportage jaarlijks onderzoek onder docenten naar gebruik, maken en delen.

WTR (2012) De bakens verzetten. Trendrapport 2012, wetenschappelijk technische raad. Surf, Utrecht

Zwijsen (2013) Leerkrachtassistent: digibordsoftware van Zwijsen. Internet 2013-09-20, http://www.zwijsen.nl/web/Voor-school-123/Digibordsoftware-van-Zwijsen.htm