Spotify en het nieuwe onderwijs

Ik hou erg van muziek en sinds een half jaar heb ik dan ook een betaald Spotify account. Steeds vaker vraag ik me af wanneer er een dergelijke dienst komt voor het onderwijs waarbij niet muzieknummers maar leermiddelen geselecteerd kunnen worden.

Bij Spotify kun je ongelimiteerd muziekalbums kiezen, nummers luisteren en afspeellijsten samenstellen. Die albums, nummers en afspeellijsten kun je op verschillende apparaten offline beschikbaar maken en luisteren. Je kunt ook op basis van een artiest, nummer, album of genre een automatische afspeellijst genereren en die ook delen met vrienden.  Op basis van je eigen collectie kan Spotify een goede inschatting maken welke muziek je leuk vindt.

Voor het onderwijs zou hetzelfde kunnen. Methodes, lessen, lessenseries en individuele lessenseries die ongelimiteerd tegen een abonnement te gebruiken zijn. Waarbij de keuze is om hele methodes te volgen, basisonderdelen binnen een methode of combinaties van lessen te volgen. Daarnaast zou op basis van eerdere keuzes, voorkeuren en eigenschappen van leermiddelen adviezen gegeven kunnen worden.

De muziekindustrie heeft er lang over gedaan om vorm te geven aan de licentievormen en het verdienmodel. Toen Spotify een paar jaar geleden begon vond ik maar weinig wat ik zocht, het gebruik was toen nog gratis, toen het een betaaldienst werd was het dan voor mij ook niet zinvol om een abonnement te nemen. Nu zijn nieuwe albums bijna direct op Spotify te vinden en groeit het aanbod snel. Eigenlijk is alle muziek gewoon beschikbaar!

Netflix is sinds enige tijd ook in Nederland beschikbaar en heeft hetzelfde probleem als Spotify toen. Wat interessant is dat Netflix nu met eigen producties wel steeds materiaal heeft en ook steeds nieuwere series en films heeft.

Spotify en Netflix zijn voorbeelden waarbij grote uitgevers en mediapartijen een nieuwe vorm van verdienmodel en marktwerking succesvol gebruiken. Hierbij is al het materiaal op elk moment, plaats onafhankelijk en online beschikbaar in elke gekozen samenstelling en volgorde. Hierbij kan het afgespeeld worden op tv, tablet of telefoon.

Als er binnen het onderwijs ook onbeperkt gebruikt gemaakt zou kunnen worden van alle methodes tegen een redelijke prijs, lessen en lessenseries zouden zelf of automatisch samengesteld kunnen worden en het materiaal zou ook zonder problemen op elk apparaat afgespeeld kunnen worden, dan wordt het ook beter mogelijk om passend onderwijs vorm te geven.

Om passend onderwijs mogelijk te maken worden steeds vaker adaptieve leeromgevingen zoals ItsLearning en Pulse-On gebruikt. Deze systemen maken het mogelijk om op basis van leerlingprofielen en eigenschappen van leermiddelen arrangementen samen te stellen of docenten opties te presenteren die passen bij mogelijkheden en voorkeuren van leerlingen. Leerlijnen in methodes en kernprogramma's zijn hierbij hulpmiddelen om beredeneerde keuzes te maken voor een verantwoorde selectie van lessen.

Kernprogramma's in het onderwijs, wat is kern en wat is keuze

Vanaf 2010 is SLO bezig met de ontwikkeling van kernprogramma's. Kernprogramma’s beschrijven 'wat' in het onderwijs aan de orde is, dat wat "moet en mag' en die aangeven wat de kern van het programma is en wat keuzeonderdelen zijn. Kernprogramma’s zijn onderleggers voor alle curriculaire keuzes die gebruikers willen maken, keuzevrijheid is er één maar het kunnen ook andere toepassingen zijn. Voor de bovenbouw is in de kernprogramma's deze keuzevrijheid weergegeven in het deel schoolexamen en centraal examen. 

Een kernprogramma is een compacte weergave van het officiële programma van kerndoelen en eindtermen van een vak, geordend in een doorlopende leerlijn van primair onderwijs naar bovenbouw vo met nadere concretisering daarvan op onderdelen.
Voor het primair onderwijs en voor de onderbouw v.o. zijn er globale kerndoelen die al compact zijn, maar juist verder uitgewerkt moeten worden om als kernprogramma dienst te kunnen doen.Voor de bovenbouw vmbo en havo/vwo hebben we te maken met globale eindtermen, maar die zijn al verder uitgewerkt in uitgebreide syllabi voor het centraal examen en handreikingen voor het schoolexamen. Deze uitwerkingen moeten compact weergegeven worden om als kernprogramma's dienst te kunnen doen. In de afgelopen jaren zijn ook toetswijzers voor de kernvakken Nederlands, wiskunde/rekenen en Engels opgenomen in de kernprogramma's. Daarnaast wordt de koppeling onderzocht naar de Kennisbasis voor science en domeinbeschrijvingen voor wetenschap en technologie.
De kernprogramma's worden als uitgangspunt ook gebruikt voor vocabulaires. Vocabulaires kunnen gebruikt worden voor het metadateren van leermiddelen (OnderwijsBegrippenKader), maar ook in electronische leeromgevingen, leerlingvolgsystemen en schooladministratiesystemen.
In 2010 zijn kernprogramma’s is een start gemaakt met de ontwikkeling van kernprogramma's voor de onderbouw vo. Deze zijn te vinden op http://leerplaninbeeld.slo.nl.  Vanaf 2012 zijn er ook kernprogramma's ontwikkeld voor een selectie van vakken binnen primair onderwijs, bovenbouw vmbo en bovenbouw tweede fase. 

Kernprogramma's hebben de volgende kenmerken:
  • Ze moeten zicht geven op de doorlopende leerlijnen van de inhoud van de vakgebieden tussen de verschillende sectoren;
  • Ze moeten gevalideerd zijn door vakverenigingen, expertisecentra en uitgeverijen.

Kernprogramma's kunnen op verschillende manieren gebruikt worden:
  • Door partijen als scholen, uitgevers, etc zicht geven op het wat van het onderwijs, op kern en keuze zodat zij maatwerk aan leerlingen kunnen geven en
  • Ze kunnen als basis dienen voor vocabulaires voor ICT toepassingen waarmee onder andere leermiddelen kunnen worden gemetadateerd.

Onderdelen van een kernprogramma:

Kernprogramma's kennen bij de ontwikkeling een vaste structuur. Kernprogramma's worden vaak per vak of leergebied. Elk vak of leergebied kent een in aantal sectoroverstijgende vakkernen die uitgewerkt zijn in doorlopende leerlijnen. Elke vakkern is daarnaast per sector uitgewerkt in subkernen, inhouden en doelen. De onderdelen zijn hier kort beschreven.
  • Doorlopende leerlijnen - In de doorlopende leerlijn is aangegeven hoe inhouden in de verschillende niveaus voorkomen. Er wordt dus bijvoorbeeld aangegeven hoe binnen het vak aardrijkskunde in de kerndoelen po, kerndoelen vo en eindtermen vo de vakkern water aan de orde komt.

  • Niveaus/sectoren - Bij sectoren gaat het om de indeling in sectoren zoals po, vo, tweede fase of indeling in jaren. Het gaat hier uiteindelijk ook om de keuze van het het eindnviveau waar de leerlijn eindigd, maar ook om de opdeling in stappen. Bijvoorbeeld Tule (SLO, 2009) heeft als eindniveau de uitstroom van basisonderwijs, dus eind groep 8 en heeft tussendoelen geformuleerd per twee leerjaren. Het referentiekader taal en rekenen heeft als eindniveau het eind WO genomen in de vorm van 4F en daartussen drie punten, 1F, 2F en 3F aangeven. In de kernprogramma's zijn leerlijnen geformuleerd met eind vmbo als einddoel en leerlijnen met havo/vwo als einddoel. Tussendoelen zijn aangegeven op eind basisonderwijs en eind onderbouw. Dit is voor vmbo eind klas 2 en voor havo/vwo klas 3. Het kiezen van eindniveau en tussennivaus hangt nauw samen met de functie, doelgroep en opbouw van de leerlijn.

  • Leergebieden/vakken - Momenteel zijn er leerlijnen ontwikkeld voor verschillende vakken zoals taal, rekenen en aardrijkskunde. Deze vakken zijn concrete begrippen in basisonderwijs en voortgezet onderwijs. Toch is dit niet vanzelfsprekend omdat in het basisonderwijs er wat betreft wetgeving niet over vakken maar over leergebieden wordt gesproken. In de onderbouw van het voortgezet onderwijs zijn kerndoelen ook ingedeeld op leergebieden, maar de examens worden alleen per vak afgenomen. Deze vakkenlijst wordt beheert door Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO, 2013) en is daardoor ook een wettelijk onderdeel van het onderwijs. Het kiezen van leergebieden is daarmee direct gekoppeld aan wetgeving.

  • Kern - De kern is een bouwsteen die als rode draad fungeert voor alle sectoren (po, vo onderbouw, vmbo bovenbouw, tweede fase). De kern is een kapstok waaraan onderdelen van het onderwijsprogramma opgehangen kunnen worden. Daarnaast heeft een kern een zekere mate van abstractie om als kapstok te kunnen fungeren voor verdere uitwerkingen. Het aantal kernen mag maar beperkt zijn en varieert van 4-10 per vak. Bij talen bestaan kernen uit kernvaardigheden, bij geschiedenis uit tijdvakken en bij economie uit kernconcepten. Deze verschillen zijn geen probleem. Voor elk vak staan de kernen wel allemaal gerangschikt in de kolom kernen. Het nummeren van kernen en de volgorde is vaak van belang.

  • Subkern - Een kern valt uiteen in meerdere subkernen, die elk een bepaald onderdeel van een kern beschrijven. Subkernen die bij één bepaalde kern horen, hangen met elkaar samen. Het zijn dus kleinere bouwstenen. Om in een latere fase leermiddelen goed te kunnen metadateren is van belang dat het aantal subkernen per kern niet beperken, maar juist fijnmazig maken. Voor de uitgevers is het handig als zij hun leermiddel één op één kunnen labelen met een kern/subkern. Zodat ook de gebruiker die een leermiddel gaat zoeken over een kleiner onderdeel van het vak, een hier bijbehorend leermiddel kan vinden.

  • Inhoud (Omschrijving , Onderwerp) - De kernen en subkernen bieden nog niet voldoende informatie om te weten wat leerlingen moeten kennen/kunnen. Daarom is aanvullende informatie nodig. Het gaat hier niet om voorbeelden te geven. In de kolom inhoud komt een korte omschrijving van de subkern te staan in samenvattende zonder het beheersingsniveau in de zin van handelingswerkwoorden. Voorkom dat het een rijtje met begrippen wordt, die geven onvoldoende weer wat er gekend moet worden. De verbanden tussen begrippen zoals oorzaak en gevolg moeten hier worden aangegeven.

  • Vakbegrip - Ieder vak  kent vakspecifieke begrippen. Dit zijn begrippen die specifiek zijn voor en vak en voorkomen in een Inhoud, Tussendoel of eindterm. Alle vak kernen en subkernen zijn al automatisch vakspecifieke begrippen. Een vakspecifiek begrip is een begrip dat een prominente plaats inneemt in het programma van het vak, door de leerlingen gekend en toegepast moet worden in het onderwijs.

  • Tussendoel of eindterm – Voor elk niveau in combinatie met een inhoud is een uitwerking in de vorm van een tussendoel, eindterm of doelen uit de syllaby voor het centraal examen (CE), of de handreikingen voor het school examen (SE). Het tussendoel of eindterm bevat dus een beheersingsniveau in de vorm van een handelingswerkwoord in combinatie met de eerder aangegeven inhoud.

  • Einddoel – Geef per inhoud aan welke kerndoelen, exameneenheden of referentiekader doelen ten grondslag liggen aan de inhouden

  • Kern- en keuzestof - Programmaonderdelen die als kern kan dienen in de onderbouw van het voortgezet onderwijs (per vak en per leergebied) en inhoud die optioneel kan worden toegevoegd aan het programma. In de bovenbouw wordt de kern aangegeven als het deel dat wordt aangegeven voor het centraal examen (CE) en het keuzedeel voor schoolexamen (SE)

  • Samenhang – Om interne samenhang aan te geven kan op basis van inhouden tussen de vakken een relatie worden aangegeven.