Wat zijn kernprogramma's?

Er zijn voor ieder vak verschillende documenten die de landelijke kaders vormen voor wat er op de verschillende niveaus geleerd moet worden voor een vak of leergebied. Zo zijn er kerndoelen voor primair onderwijs en voor de onderbouw van het voortgezet onderwijs en eindtermen voor de bovenbouw, aangevuld met syllabi voor het centraal examen en Handreikingen voor het schoolexamen. Voor taal en rekenen zijn er referentieniveaus en voor de moderne vreemde talen het ERK. Om een handzaam overzicht te krijgen over al deze documenten, ontwerpt SLO kernprogramma’s. 
Een kernprogramma is een compacte weergave van het officiële programma van kerndoelen en eindtermen van een vak, geordend in een doorlopende leerlijn van primair onderwijs naar bovenbouw voortgezet onderwijs met nadere concretisering daarvan op onderdelen.

Voor het primair onderwijs en voor de onderbouw voortgezet onderwijs zijn er globale kerndoelen die al compact zijn, maar juist verder uitgewerkt moeten worden om als kernprogramma dienst te kunnen doen. Voor de bovenbouw vmbo en havo/vwo zijn er ook globale eindtermen, maar die zijn al verder uitgewerkt in uitgebreide syllabi voor het centraal examen en handreikingen voor het schoolexamen. Deze uitwerkingen moeten compact weergegeven worden om als kernprogramma's dienst te kunnen doen. In de afgelopen jaren zijn ook toetswijzers voor de kernvakken Nederlands, wiskunde/rekenen en Engels opgenomen in de kernprogramma's. Daarnaast wordt de koppeling onderzocht naar de Kennisbasis voor science en domeinbeschrijvingen voor wetenschap en technologie.

Naast een overzicht van “wat moet” in de verschillende fasen van het onderwijs, biedt het kernprogramma ook suggesties voor “wat mag”. Het gaat om keuzes die scholen zelf kunnen maken in primair onderwijs en de onderbouw, maar ook binnen de ruimte die het schoolexamen in de bovenbouw biedt.
Een kernprogramma is bedoeld voor docenten, schoolleiders, onderwijsondersteuners, opleiders, uitgeverijen en materiaalontwikkelaars, maar ook voor experts die keuzes maken voor de invulling van onderwijs. Daarbij dient het kernprogramma als onderlegger en bron om na te gaan of de gemaakte keuzes voldoen aan ‘wat mag en wat moet in het onderwijs’. Deze kernprogramma’s ondersteunen ook in het maken van leerplankundige keuzes zoals maatwerk, gepersonaliseerd leren, passend onderwijs en inhoudelijke vulling van leerlingvolgsystemen.

De kernprogramma’s worden verder als uitgangspunt gebruikt voor het creëren van zogenoemde vocabulaires, classificaties die onder andere worden gebruikt voor het metadateren van leermaterialen. Deze van de kernprogramma’s afgeleide vocabulaires worden(in definitieve versies) opgeleverd en ingediend bij bureau Edustandaard om opgenomen te worden in het OnderwijsBegrippenkader[1]. Hierdoor worden ze bruikbaar in elektronische leeromgevingen, leerlingvolgsystemen en schooladministratiesystemen.

Het OnderwijsBegrippenkader (OBK) is in Nederland dé gemeenschappelijke online database met alle onderwijsbegrippen en hun onderlinge verbindingen - te beginnen met de niveaus en beschrijving van inhouden en doelen, het curriculum. Doel van het OBK is om er voor te zorgen dat alle informatiesystemen in het Nederlandse onderwijs dezelfde onderwijstaal spreken door middel van het uniek identificeren en definiëren van de begrippen met hun onderlinge verbindingen. De inhoud van het OBK is volgens de semantisch web principes opgeslagen in een RDF-store en wordt als open linked data beschikbaar gesteld. De RDF-store kan op meerdere manieren worden uitgelezen: direct uitvragen door middel van een SPARQL end point, via een specifieke API of via een specifieke webbased “browser”[2].

In 2010 is een start gemaakt met de ontwikkeling van kernprogramma's voor de onderbouw vo. Deze zijn te vinden op http://leerplaninbeeld.slo.nl. Vanaf 2012 zijn er ook kernprogramma's ontwikkeld voor een selectie van vakken binnen primair onderwijs, bovenbouw vmbo en tweede fase havo/vwo. Kernprogramma's hebben de volgende kenmerken:
  •  Ze moeten zicht geven op de doorlopende leerlijnen van de inhoud van de vakgebieden tussen de verschillende sectoren;
  • Ze moeten gevalideerd zijn door vakverenigingen, expertisecentra en uitgeverijen.

Elk vak of leergebied kent een aantal sectoroverstijgende vakkernen die uitgewerkt zijn in doorlopende leerlijnen[3]. Omdat de kernprogramma’s van een vak als doorlopende leerlijn gepresenteerd moeten kunnen worden, worden zij volgens een vaste structuur ontwikkeld. Elke vakkern wordt daarnaast per sector uitgewerkt in subkernen, inhouden en doelen. De onderdelen van een kernprogramma worden hier kort beschreven[4]:
  • Doorlopende leerlijnen - In de doorlopende leerlijn is aangegeven hoe inhouden en vaardigheden in de verschillende niveaus voorkomen. Er wordt dus bijvoorbeeld aangegeven hoe binnen het vak aardrijkskunde in de kerndoelen po, kerndoelen vo en eindtermen vo de vakkern water aan de orde komt.
  •  Niveaus/sectoren - Bij sectoren gaat het om de indeling in sectoren zoals po, vo, tweede fase of indeling in jaren. Het gaat hier uiteindelijk ook om de keuze van het eindniveau waar de leerlijn eindigt, maar ook om de opdeling in stappen. Bijvoorbeeld Tule[5] heeft als eindniveau de uitstroom van basisonderwijs (eind groep 8) en heeft tussendoelen geformuleerd per twee leerjaren. Het referentiekader taal en rekenen heeft als eindniveau eind WO genomen in de vorm van 4F en daartussen drie punten, 1F, 2F en 3F aangeven. In de kernprogramma's zijn leerlijnen geformuleerd met eind vmbo als einddoel en leerlijnen met havo/vwo als einddoel. Tussendoelen zijn aangegeven op eind basisonderwijs en eind onderbouw. Dit is voor vmbo eind klas 2 en voor havo/vwo klas 3. Het kiezen van eindniveau en tussenniveaus hangt nauw samen met de functie, doelgroep en opbouw van de leerlijn.
  • Leergebieden/vakken – Op dit moment zijn er leerlijnen ontwikkeld voor verschillende vakken en leergebieden zoals Taal, Rekenen en Mens & Maatschappij. Dit wordt beheerd door Dienst Uitvoering Onderwijs en is daardoor ook een wettelijk onderdeel van het onderwijs.
  • Kern - De kern is een bouwsteen die als rode draad fungeert voor alle sectoren (po, vo onderbouw, vmbo bovenbouw, vo tweede fase). De kern is een kapstok waaraan onderdelen van het onderwijsprogramma opgehangen kunnen worden. Daarnaast heeft een kern een zekere mate van abstractie om als kapstok te kunnen fungeren voor verdere uitwerkingen. Het aantal kernen mag maar beperkt zijn en varieert van 4-10 per vak. Bij talen bestaan kernen uit kernvaardigheden, bij geschiedenis uit tijdvakken en bij economie uit kernconcepten. Deze verschillen zijn geen probleem. Voor elk vak staan de kernen wel allemaal gerangschikt in de kolom kernen. Het nummeren van kernen en de volgorde is vaak van belang.
  • Subkern - Een kern valt uiteen in meerdere subkernen, die elk een bepaald onderdeel van een kern beschrijven. Subkernen die bij één bepaalde kern horen, hangen met elkaar samen. Het zijn dus kleinere bouwstenen. Om in een latere fase leermiddelen goed te kunnen metadateren is van belang dat het aantal subkernen per kern niet beperken, maar juist fijnmazig maken. Voor de uitgevers is het handig als zij hun leermiddel één op één kunnen labelen met een kern/subkern. Zodat ook de gebruiker die een leermiddel gaat zoeken over een kleiner onderdeel van het vak, een hier bijbehorend leermiddel kan vinden.
  •  Inhoud (Omschrijving, Onderwerp) - De kernen en subkernen bieden nog niet voldoende informatie om te weten wat leerlingen moeten kennen/kunnen. Daarom is aanvullende informatie nodig. In de kolom inhoud komt een korte omschrijving van de subkern te staan in samenvattende zin.
  • Vakbegrip - Ieder vak kent vakspecifieke begrippen. Dit zijn begrippen die specifiek zijn voor en vak en voorkomen in een inhoud, tussendoel of eindterm. Alle vakkernen en subkernen zijn al automatisch vakspecifieke begrippen. Een vakspecifiek begrip is een begrip dat een prominente plaats inneemt in het programma van het vak, door de leerlingen gekend en toegepast moet worden in het onderwijs.
  •  Tussendoel of eindterm - Voor elk niveau in combinatie met een inhoud is een uitwerking in de vorm van een tussendoel, eindterm of doelen uit de syllabi voor het centraal examen (CE), of de handreikingen voor het school examen (SE). Het tussendoel of eindterm bevat dus een beheersingsniveau in de vorm van een handelingswerkwoord in combinatie met de eerder aangegeven inhoud.
  • Kern- en keuzestof - Programmaonderdelen die als kern kunnen dienen in de onderbouw van het voortgezet onderwijs (per vak en per leergebied) en inhoud die optioneel kan worden toegevoegd aan het programma. In de bovenbouw wordt de kern aangegeven als het deel dat verplicht is voor het centraal examen (CE) inclusief het verplichte deel van het schoolexamen (SE) en het keuzedeel als het door de school nader in te vullen deel van het SE.
  •  Samenhang - Om samenhang tussen verwante vakken aan te geven kan op basis van inhouden tussen de vakken een relatie worden aangegeven.
  • Einddoel - Geeft per inhoud aan welke kerndoelen, exameneenheden of referentiekader doelen ten grondslag liggen aan de inhouden
  • Vakvaardigheden - De vaardigheden staan in aparte onderdelen beschreven van de officiële onderwijsprogramma’s, soms in een preambule, soms in Domein A van het bovenbouw examenprogramma. Kenmerk van deze bijzondere onderdelen is dat ze op alle inhoudelijke domeinen toegepast kunnen worden. Deze vakspecifieke vaardigheden worden apart opgenomen in het kernprogramma en omvatten analoog aan de punten hierboven een beschrijving van de vakvaardigheid, de subvaardigheid(heden), een omschrijving, of het onderdeel uitmaakt van het CE of SE, het niveau en de samenhang met andere vakvaardigheden (geldt niet voor vaardigheden vakken als Nederlands/taal en wiskunde/rekenen).

Kernprogramma’s hebben geen wettelijke status, maar zijn suggesties hoe de officiële voorschriften voor onderwijsprogramma’s samengevat en uitgewerkt kunnen worden. SLO heeft concept versies van de kernprogramma’s voorgelegd aan experts, vertegenwoordigers van vakverenigingen en opleiders en aan vertegenwoordigers van de uitgeverijen. In de verschillende toepassingen in de praktijk zijn de kernprogramma’s beproefd op helderheid, bruikbaarheid en toepasbaarheid. De feedback die SLO van al deze partijen ontving, is ingezet om de kernprogramma’s te verbeteren. Aanpassingen van de kernprogramma’s zullen nodig blijven, omdat examenprogramma’s vernieuwd worden, kerndoelen uitgebreid en nieuwe wettelijke voorschriften, zoals over de 3 kernvakken in de onderbouw, aangenomen worden. SLO blijft met regelmaat deze wijzigingen doorvoeren en meldt deze wijzigingsrondes op de website Leerplan in beeld.